Breedteschrijfsels II

Werk in uitvoering -14- Den Braber

Over het stuur gebogen fietst Charl over het lange fietspad. Het is opnieuw een mooie zomerochtend. De zon staat stralend aan een wolkeloze hemel en er staat nauwelijks wind. Het fietstochtje wat Charl normaal gesproken fluitend aflegt valt hem dit keer zwaar. Rond zijn hoofd geen zonnige zomerlucht maar een dikke drukkende mist. In zijn benen voelt hij, weliswaar ingebeeld, een hevige tegenwind waardoor het hem moeite kost om vooruit te komen. Het lijf wil niet meedoen omdat alle energie in zijn gedachten gaan zitten.
‘Wat is er toch?’ ‘Waar is ze gistermiddag geweest?’ ‘Zou ze met die vent aanpappen?’ ‘Dat kan toch niet dat ze bij me weg wil?’ ‘Waar moet ik heen als ze me uit het huis zet?’ ‘Hoe kan ik…’
Bij iedere omwenteling van zijn trappers komt er een andere destructieve hersenkronkel in zijn geest.

Vanochtend vroeg had hij het liefst thuis willen blijven om eindelijk eens met Vicky te praten. Terwijl ze sliep had hij de hele nacht liggen draaien en woelen. Net voor het eindelijk tijd was om op te staan was hij tot overmaat van ramp in slaap gevallen. Hij schoot weer wakker van de brommobiel die naast het huis werd gestart. Hij sprong snel uit bed, maar terwijl hij de trap afstommelde, hoorde hij het autootje de weg op draaien en gas geven. Vicky was dus opgestaan, had hem niet gewekt, en was vertrokken naar haar werk. Hoofdschuddend had hij in de kamer gestaan. Niet wetend wat hij van de hele situatie moest denken.
Zijn vrouw was gisteren laat in de middag thuisgekomen. Ze had haar werkkleding nog aan, een tuinbroek en een blauwe trui. Dat vond hij maar vreemd want het was veel te warm om zo dik gekleed te gaan. Haar haren waren nat en het leek wel of ze Charl niet aan durfde te kijken. Hij stond in de keuken met een vol vergiet gewassen andijvie, aardappelpuree en een koekenpan op het vuur waar hij de spekjes in bakte. Zijn aandacht moest bij het bereiden van de maaltijd blijven, maar hij vroeg ‘Was het gezellig met Tamara?’ Het bleef stil achter zijn rug. Het enige antwoord wat hij kreeg was het naar boven sloffen van Vicky’s voeten op de trap.
‘Hé, we gaan eten Lieffie!’ riep hij.
Zachtjes riep ze terug ‘Ja, ik kom er zo aan.’
Eenmaal aan tafel waren ze stil. Hij had nog wel een keer geprobeerd om iets los te krijgen, maar ze had alleen maar lichtjes geknikt op zijn vraag of ze cheesecake had gegeten. Charl bekeek haar terwijl ze met terneergeslagen ogen zat te eten en voelde zijn eetlust verdwijnen. Hij schoof zijn bord van zich af, stond op en liep naar zijn vrouw. Hij ging achter haar staan en sloeg zijn armen om haar schouders.
‘Wat is er nou Vick, is er iets gebeurd?’ Vicky slikte met moeite een hap andijviestamp weg en schudde zachtjes haar hoofd. Charl legde zijn hoofd tegen haar hoofd en bleef even zo staan in de hoop dat ze een beetje los zou komen en iets tegen hem zou zeggen. Toen dat uitbleef besloot hij het op een andere manier te proberen.
‘Heb je het gehoord van die explosie?’.
Hij zag dat haar hand, met daarin een vork vol stamppot, halverwege het bord en haar mond stil in de lucht bleef hangen.
‘Het was op mijn werk niet te horen, maar het moet een flinke klap geweest zijn.’.
Nog altijd reageerde Vicky niet op zijn poging om een praatje te maken. Wel legde ze de vork terug op het bord en pakte ze een papiertje uit de doos met tissues om haar mond af te vegen. Even schudde hij haar met zijn armen liefdevol een beetje heen en weer.
Toen zij ze ‘O, Sjarrel…’ Ze noemt hem nooit bij zijn officiële naam. Ze zegt altijd Sjarlie of mannie. Nu ze dat wel deed, trok Charl verbaasd zijn wenkbrauwen omhoog en lachte hij een beetje snuivend. Door die manier van inademen drong er een geur van shampoo zijn neus binnen. Op hetzelfde moment stond Vicky op waarbij hij mee omhoog moest bewegen en haar los moest laten. Ze leek zelf te zijn geschrokken van de manier waarop ze zijn naam uitsprak want ze verbeterde zich snel.
‘Ik bedoel Schar…, Sj…, Sjarlie…’
Ze keek hem wanhopig aan en fluisterde ‘Ik ben zo moe, ik ga slapen.’ Snel gaf ze hem een lichte kus op zijn wang en stapte dan opzij om de trap op te snellen en de slaapkamer in te verdwijnen.
‘Waarom gedraagt ze zich zo…, zo schuldig?’ vroeg Charl zich af. ‘Ze komt thuis in werkkleding, met nat haar, ze praat niet, haar haar ruikt naar shampoo alsof ze ergens heeft gedoucht en…,’ bij die kus op zijn wang was hem nog iets anders opgevallen wat dan pas tot hem doordrong, ‘haar adem ruikt naar alcohol.’ Zijn gedachten gingen opnieuw naar de chef van Vicky. ‘Waarom komt die vent steeds vaker voor in hun leven?’ Dit was het startpunt van Charl’s gedachten die gedurende de lange slapeloze nacht al maar somberder werden.

Gisteren is Arif begraven. De broers van vader hadden alles geregeld. Het overbrengen van het lichaam naar de moskee. De wassing, het dodenkleed en het gebed door de imam. En diezelfde middag de plechtigheid op de speciale begraafplaats. Het samenzijn wat daarop volgde was emotioneel maar troostend. Grootouders, ooms, tantes, neefjes en nichtjes waren naar hun huis gekomen. Via een telefoon met videoverbinding had de overgrootmoeder van vaderskant, die nog in een stad ten zuiden van het Atlasgebergte woont, mee kunnen doen met de rouw en het gebed. Na een kwartiertje viel de verbinding weg maar iedereen was dankbaar dat zelfs Yemma Meshar, de oude moeder, aanwezig was geweest.
Moes had zich de hele avond gereserveerd opgesteld. Hij bekijk zijn neven die onder andere over hun studie stonden te praten. Samira, een nichtje dat twee jaar ouder was en geneeskunde studeerde probeerde een praatje met hem aan te knopen, maar hij beantwoorde haar aandacht niet zodat ze maar weer naast haar vader, oom Jamal, ging zitten.
Op het eind van de avond, het begon te schemeren, wist hij vanaf de achterplaats de brandpoort in te schuifelen. Zodra hij uit het zicht was rende hij naar het pleintje. Hij was teleurgesteld dat de jongens er niet waren. Niet vanwege het ontbreken van hun gezelschap, maar dat hij nu geen tabak of wiet kon bietsen om te roken. Maar terugkeren naar huis wilde hij niet zodat hij op een van de betonnen bankjes ging zitten. Hij dacht aan Arif en werd weer boos. De familie die nu in huis zijn ouders gezelschap hield en rouwde. De welbespraakte neven die lachten. Zijn nichtje dat vroeg hoe hij zich voelde. Zijn opa die alleen maar berbers sprak en telkens iets onverstaanbaars murmelde waarna hij weer een verfrommelde zakdoek tegen zijn droevige ogen drukte. Moes heeft er geen zin meer in. Hij mist zijn broer. Hij is boos maar ook weer niet. Hij wil zijn agressie uiten, maar tegelijk weet hij dat hij moeder en vader niet nog meer pijn mag doen. Hij is hun overgebleven zoon waar ze nu hun hoop op vestigen, maar Moes voelt alleen een uitzichtloze toekomst. Hij sluit zijn ogen en herhaalt de raptekst in zijn hoofd. ‘Zorg dat ze hard verliezen want: Life’s a Bitch.‘ Op hetzelfde moment hoort hij zijn naam.
‘Mustafa?’
Hij kijkt achter zich en ziet oom Jamal op een paar meter afstand staan. Hij kijkt zijn oom vragend aan en weet ook nu niet wat hij moet zeggen.
‘Mag ik even bij je komen zitten?’
Zijn oom wacht tot hij zijn schouders ophaalt en een kort knikje geeft. Terwijl Moes weer voor zich kijkt schuift oom Jamal rustig naast hem op het bankje. Ze zeggen allebei een tijdje niets. Dan pakt oom iets uit zijn borstzakje, frommelt wat en steekt een pakje in de richting van Moes.
‘Wil je er ook één?’
Moes kijkt even kort opzij en ziet het gezicht van zijn oom. Vriendelijke ogen, kort grijs baardje, langzaam op en neer gaande kaken die al bezig zijn de kauwgum tot een soepel deegje te kneden. Na een korte aarzeling pakt hij toch een wit vierkant stukje gom uit het geopende pakje en stopt het in zijn mond.
Er volgen weer een paar zwijgzame minuten, maar dan zegt oom Jamal ‘Samira maakt zich zorgen over je.’.
Moes blijft onbewogen zitten, maar denkt geïrriteerd ‘Dus die heeft met haar vader zitten praten over mij.’
‘Moes, je weet dat ik je ouders heel graag zie. De dood van je broer is een ramp voor iedereen, maar vooral voor jouw Yemma en Baba. En natuurlijk ook voor jou.’
Moes heeft zijn hoofd wat van zijn oom afgewend, terwijl hij driftig met zijn voortanden op de kauwgum bijt.
‘Je moeder heeft zo veel spijt en verdriet.’
Moes gooit zijn hoofd achterover en spuugt het bonkje kauwgom zo ver mogelijk weg.
‘Ze heeft hem het huis uit gestuurd hè!’ bijt hij zijn oom toe.
‘Ga maar weg, zei ze. En toen liep Arif de deur uit en…’
Oom Jamal knikt langzaam.
‘Ik weet het. Je moeder heeft het me verteld.’
Moes weet niet of hij zijn oom wil uitschelden of dat hij weg wil rennen of…
‘Maar mijn broer was ook niet aardig, voor niemand.’ voegt hij er nu verbeten aan toe.
Zijn oom haalt even een hand door zijn haar en krabt zich met gesloten ogen aan het hoofd. Dan opent hij diezelfde hand en steekt hem recht naar voren.
‘Weglopen en wegsturen zijn twee kanten van hetzelfde kwaad.’
Hierbij beweegt en draait hij de uitgestrekte hand alsof hij eerst met zijn vingers wijst en vervolgens iemand wegduwt. Op het woord ‘Kwaad’ balt hij de hand tot een vuist. Moes kijkt naar de gebaren en luistert naar zijn oom, maar weet niet wat hij ervan moet denken. Dan kijkt zijn oom hem aan en zegt ‘Je hebt nu de oorzaak en het verdriet gezien. ‘Zorg dat je…’ en hierbij opent de vuist zich weer, ‘dicht bij je ouders blijft.’
Oom Jamal schuift in zijn richting, slaat zijn arm om hem heen en de hand die zojuist het kwaad uitbeeldde blijft even in de lucht hangen tot Moes zijn hoofd op de schouder van zijn oom legt. En terwijl hij zijn tranen laat lopen voelt hij de zachte warme hand van moeders broer op zijn hoofd rusten. Eindelijk troost.

Een uur te laat komt Charl bij de Berendhoeve aan. Hij loopt schoorvoetend naar binnen en ziet Bettina achter de balie zitten.
‘Goedemorgen.’ zegt hij voorzichtig.
Bettina kijkt op en glimlacht zodra ze hem ziet.
‘Hoi Charlie, je bent er toch?’
Hij knikt even en zegt dan ‘Sorry hoor, ik heb me verslapen.’
‘Ja, dacht ik al, maar geeft niks, dat kan een keer gebeuren toch?’ Neem even rustig een bakkie en zoek dan Elbert maar op. Die is in de kennel bezig.’
Charl komt in beweging en zegt ‘Koffie komt straks wel, ik ga gelijk aan de slag.’
Ze doet haar mond open om hem te vragen of alles wel in orde is maar Charl loopt in de richting van de achterdeur. Bettina kijkt een beetje bezorgd vanwege het vermoeide gezicht en de gesloten lichaamstaal van Charlie.
‘Hij zit nog steeds ergens mee.’ denkt ze terwijl ze naar de langzaam sluitende deur kijkt waar Charlie zojuist door is verdwenen.

Elbert is op zijn gemak bezig in een van de hondenkennels. Charl loopt op hem af maar voor hij iets kan zeggen blaft Joe luid. De herdershond is inmiddels een van de oudste gasten in de opvang. Andere honden hebben een nieuw huis gevonden, zijn opgehaald door hun baasjes of waren uiteindelijk na ziekte en dood via de crematieoven op het strooiveld aan de zijkant van de Berendhoeve beland.
‘Hey Joe!’ zegt Charl hardop en nu kijkt ook Elbert op van zijn werkzaamheden. Het toeval wil dat hij bezig was om met een bezem de vloer aan te vegen. Diezelfde bezem veranderd op slag in een gitaar die Elbert op heuphoogte voor zijn lichaam houdt terwijl hij met zijn linkerhand bewegingen maakt alsof hij een vette riff speelt. De duim en wijsvinger van de rechterhand hebben een imaginair plectrum beet waarmee hij de al net zo verzonnen snaren aanslaat. Charl roept nu niet dezelfde woorden maar zingt ze luidkeels.
‘HeeHey Joe!’
Elbert maakt met zijn mond rauwe geluiden als was hij een rockgitaar.
‘TengDengDengKeDengKeDengTeng!’
‘Where You goin’ with that Gun in your Hand?’ zingt Charl er tussendoor.
Het is inmiddels één van de vaste grapjes tussen hen geworden. Elbert is nog altijd niet een vrolijke Frans maar ze hebben elkaar wat beter leren begrijpen en het samenwerken gaat goed. En deze grap, samen een liedje van Jimi Hendrix imiteren zodra Joe in de buurt is, blijven ze herhalen. Ook ter vermaak van de hond want die snapt beslist niet waar het om gaat, maar wel dat hij wordt bezongen zodat hij altijd wild blaffend tussen de mannen heen en weer springt.
Als de bezem weer dienstdoet waar hij voor bedoeld is, vraagt Elbert een beetje spottend ‘Zo, halve dag?’
‘Nee, ik heb me verslapen joh.’ antwoord Charl en de vrolijke bui waar hij even in verleid is, slaat meteen weer om in chagrijn.
‘O, sorry hoor, ik wist niet dat je boos werd.’ zegt Elbert terwijl hij een gekke bek trekt achter de rug van Charl.

Moeder ligt beneden op de bank en slaapt. Papa is op de achterplaats bezig. Moes ziet hem telkens bukken en weer overeind komen. Als hij dichter bij het raam gaat staat ziet hij dat vader bezig is om het onkruid tussen alle tegels te verwijderen. Ook zijn de potten die gisteren nog vol uitgebloeide voorjaarsplanten stonden leeggemaakt. De schuurdeur staat open en er zijn er een aantal volle vuilniszakken te zien die papa daar blijkbaar heeft opgestapeld.
Waar Yemma volledig uitgeput en wanhopig zoveel mogelijk rust houdt gaat Baba juist aan de slag om alles op te ruimen. Zolang hij bezig is kan hij het verdriet op afstand houden. Moes weet dat het gisteravond en vannacht wel anders was. Op zijn bed hoorde hij moeder zachtjes huilen terwijl papa snotterend tegen haar praatte. Afgewisseld met gebed en het oneindig drinken van kopjes thee probeerden zijn ouders de nacht en de donkerte te verdrijven.
Moes is moe in zijn hoofd maar heeft uiteindelijk wel lang kunnen slapen. En nu, met iets meer rust in zijn hele lijf, weet hij wat hij moet doen.

Nadat ze de kennels hebben schoongemaakt en opgeruimd, is het tijd voor een korte pauze.
‘Zo, we gaan effe zitten Charles.’
Elbert spreekt zijn naam nog altijd op de deftige British upperclas manier uit en inmiddels kan Charl er wel om lachen.
Het werk heeft hem afleiding gegeven zodat hij met iets meer gemoedsrust naar binnen loopt. Hij wil zo dadelijk aan Bettina vragen of hij even met haar kan praten. Zijn ervaring is dat ze hem kan geruststellen maar ook een richting kan geven als hij problemen heeft. Zoals in de hele situatie met Vicky die hem bezighoudt.
Bettina en Marije zitten al samen in het kantoortje waar hij en Elbert nu ook binnen stappen.
‘Tijd voor koffie jongens!’ zegt Bettina.
Ze staat meteen op en pakt twee mokken van het rek die ze volschenkt vanuit de koffiekan.
‘Vers gezet hoor, vanochtend om half zes.’
Elbert kijkt haar even verbaasd aan en ziet dan alweer de guitige lach waarmee ze haar grappen meestal begeleid.
‘Haha.’ zegt hij gezapig en gaat aan de koffietafel zitten. Charl pakt beide mokken van Bettina aan en zet er eentje voor Elbert neer terwijl hij met de andere naar de suikerpot loopt.
‘Zo, dat was een klap hè!’ zegt Elbert.
Beide dames vallen hem meteen bij. Charl kijkt om en ziet Elbert de voorpagina van een krant bekijken. Ondanks dat hij het op afstand niet kan lezen weet hij direct waar het over gaat.
‘Ja, ik dacht ik neem een krantje mee.’ zegt Marije terwijl ze met een hand naar het dagblad zwaait.
‘Er staat zo’n groot artikel in dus ik wilde weten wat er nou precies gebeurd is allemaal.’
Elberts ogen schieten heen en weer terwijl zijn lippen zonder geluid allerlei woordjes prevelen. Blijkbaar is het zo interessant dat hij de krant in zijn geheel oppakt en nog dichter naar zijn gezicht brengt. Zijn hoofd verdwijnt zodoende uit het zicht en Bettina, Marije en Charl kijken tegen het achterblad van de krant aan. Daar is een paginagrote advertentie geplaatst door ’s Lands grootste kruidenier die reclame maakt voor een nieuwe spaaractie waarbij je, deze zomer nog, volop kan barbecueën op zwart gespoten blik met houten handvatten, wat je voor een bijbetaling van ‘slechts’ dertig euro en een volle zegelkaart kan aanschaffen. Het bedrag wat je moet uitgeven aan boodschappen om überhaupt een volle zegelkaart te krijgen is minimaal duizend euro maar dat is om marketingtechnische redenen niet in de advertentie vermeld.
Elbert heeft niets door, maar de overige drie koffiedrinkers lachen besmuikt.
‘Lees eens een stukje voor Appie.’ zegt Bettina.
Elbert fronst even over de rand van de krant en zegt ‘Appie? Waarom nou weer Appie? Jullie hebben ook geen enkele aanleiding nodig om mij in de zeik te nemen hè!’
Maar dan duikt hij toch terug in het sensationele artikel.
‘Het blijkt dus een bom te zijn geweest, uit de Tweede Wereldoorlog.’
Bettina en Charl kijken verbaasd, maar Marije zegt ‘Ja, toen de oorlog uitbrak, hebben de Duitsers verdedigingswerken in Nederland gebombardeerd. En nu blijkt dus dat er nog een bom in de grond lag die op scherp stond.’
Elbert kijkt opnieuw geërgerd over de rand van de krant.
‘Ik zal het even voorlezen ja, dan hoeven jullie straks alleen nog maar de plaatjes te bekijken.’
‘Nou, sorry Elbert, maar ik heb de hele krant van vandaag, donderdag 15 juni, dus al gelezen hoor. En dan mag ik er best iets over vertellen.’
De krant zakt naar beneden en wordt vervolgens door Elbert midden op tafel gelegd.
‘Prima joh, lees het lekker zelf dan.’
Elbert pakt de beker zwarte koffie waar hij met een boos gezicht uit gaat zitten slurpen.
Charl en Bettina pakken tegelijkertijd het dagblad beet en draaien het naar zich toe. Het dagblad Den Braber heeft de hele voorpagina gewijd aan het incident.


“DE BOM IS GEBARSTEN” staat er met dikke zwarte letters over de gehele breedte van de krant. Er is een klein kader die de herkomst van de bom verteld. Twee kolommen waarin uitgelegd wordt wat de werkzaamheden waren die hebben geleid tot de ontploffing. Daarnaast het verslag van de brandweercommandant die op gewichtige toon uiteenzet dat: ‘Na stabiliserende ingrepen door zijn manschappen,’ en, ‘een uitermate constructief driehoeksoverleg’ al op 112 minuten na aanrijden het sein ‘Alles veilig’ kon worden ‘geannonceerd’.
Dan is er nog een uitvoerig stuk te lezen waarin de gewonden die zijn gevallen worden opgesomd. Een boer die op zijn land werkte was door rondvliegend puin geraakt. Een stuk ijzer was over een afstand van wel tweehonderd meter door de lucht gezeild om tenslotte tot stilstand te komen tegen het rechter kuitbeen van de boer. Het bleek een ouderwets fietsstuur te zijn wat ter plaatse in de grond had gelegen.
‘Nu kan ik zes weken niet het land op, vanwege dat gips.’ had hij in een interview geklaagd. Hij had ook gezegd ‘Eerst jatten die moffen onze fietsen en kregen we er bommen voor terug. Nu, tachtig jaar later krijgen we door diezelfde bommen onze fietsen weer naar ons hoofd geslingerd.’
Er was ook uitgebreid aandacht voor de twee werknemers van Rijkswaterstaat die de heimachine hadden bediend waar het oorlogstuig door werd geactiveerd. Het ene slachtoffer kwam met de schrik vrij omdat hij zich precies tussen de ontploffing en de heimachine had bevonden waardoor de meeste energie letterlijk langs hem heen was geblazen. Zodra het lekgeslagen werkplatform over begon te hellen had hij zich op de kade in veiligheid kunnen brengen. Zijn maat had minder geluk want die was door de luchtverplaatsing het water in geblazen maar, en hierbij volgde er een ooggetuigenverslag van de fotograaf van dienst: ‘Door het heldhaftige optreden van een echtpaar in een passerende sloep, kon de man op het nippertje van de verdrinkingsdood worden gered. Nooit eerder zijn er van zo’n kritieke reddingsactie betere en meer gedetailleerde foto’s gemaakt dan tijdens deze heftige internationale ramp. Door de redactie was een opmerking geplaatst dat het een internationale ramp betrof vanwege het feit dat de bom van Duitse makelij was die op Nederlands grondgebied tot ontploffing was gekomen. En natuurlijk stonden onder het verslag de foto’s van fotograaf van Velzen afgedrukt.
De eerste foto liet een overzicht zien van de rampplek. De tweede was de foto van de witte sloep met de stuurman, de drenkeling en de blonde Godin.
‘O o, wat een geluk dat er geen doden zijn gevallen.’ zegt Bettina.
Charl knikt.
‘Nou, zeker. Je zou daar maar net varen zeg. Dan ben je wel de held van de dag.’
‘Heldin dan toch hè,’ corrigeert Marije hem met een opgestoken vinger.
‘Ja, je hebt gelijk, die mevrouw hijst die arme man uit het water.’ valt Bettina haar bij, terwijl ze de foto van dichtbij bekijkt.
‘Dat moet een sterk wijf zijn zeg.’ spreekt ze bewonderend.
Charl zegt ‘Laat mij ook eens kijken.’ waarna hij de voorpagina voor zichzelf alleen heeft.
Eerst buigt hij zich over de foto, dan tilt hij de krant op om hem op ooghoogte nog eens beter te inspecteren. Dat hierbij de achterkant van de krant voor Elbert zichtbaar wordt, heeft Charl niet in de gaten. Elbert kijkt echter een beetje onnozel naar de advertentie, zegt dan droog ‘Oh, Appie…’ en kijkt dan heel verongelijkt naar Marije en Bettina die zo neutraal mogelijk zijn blik beantwoorden.
Op hetzelfde moment springt Charl met krant en al op. Hierbij stoot hij zijn beker om zodat er een grote plas koffie zich op tafel verspreid.
‘Nee!’ roept hij hard.
Zijn collega’s kijken verschrikt naar hem op. Ze snappen niet wat hem bezield en zijn een paar seconden doodstil. Bettina is de eerste die reageert.
‘Charlie, je laat ons schrikken. Wat is er aan de hand?’
Heel langzaam zakt de krant en komt er een bleek en verbijsterd gezicht van Charl tevoorschijn. Hij kijkt haar even aan en zegt ‘Vicky…’
Niemand snapt wat hij bedoelt, maar dan kijkt hij nog eens naar de voorpagina, wijst met een vinger naar de foto en zegt opnieuw ‘Vicky…,’ en na een korte adempauze brult hij, ‘EN JOHAN!’
Nu zijn Bettina, Marije en Elbert niet alleen verbaasd maar ook een beetje bang vanwege de uitbarsting van Charl. In zijn knuisten verfrommelt hij de krant tot een grote prop die hij zo ver mogelijk van zich vandaan gooit. Dan wringt hij zich langs Bettina die snel haar stoel een stukje naar de tafel schuift om hem wat meer ruimte te geven. Al grommend en vloekend zien ze hem door de deur van het kantoortje verdwijnen.
Elbert is de eerste die vrij neutraal opmerkt ‘Elvis has left the building.’
Marije schuift een stukje van de plas koffie op tafel vandaan, opent haar schrijfblok en begint met het noteren van een kort verslag van de laatste gebeurtenissen.
Bettina staat op en haast zich met een bezorgd gezicht achter Charl aan. Als ze de voordeur uitstapt, is ze nog net op tijd om Charl op zijn fiets te zien stappen. Ze haast zich naar hem toe en weet hem met een hand op zijn onderarm nog even tot stilstand te brengen.
‘Charlie, wat is er aan de hand?’
Met diepliggende ogen en zijn adem nauwelijks onder controle gromt hij ‘Vorige keer was het Vicky, maar nu ga ìk er eentje de kop van zijn romp draaien.’
Hij zet kracht op zijn trappers en laat Bettina volkomen verbaasd achter.

Moes loopt naar zijn moeder die nog op de bank ligt en gaat met zijn knieën op de grond naast haar zitten. Hij bekijkt haar gezicht en ziet hoe vermoeit ze is, maar ook dat de slaap haar eindelijk ontspant. Hij wil haar beslist niet wakker maken, maar hij wil haar wel vertellen wat hij gaat doen.
Heel zachtjes fluistert hij voor zich uit ‘Mama, ik heb dingen gedaan waar ik spijt van heb. Ik ga ze nu niet vertellen, maar ik beloof je, als alles goed gaat, dan mag je boos worden, me geen eten meer geven, je mag me wegsturen. Maar ik loop niet voor je weg omdat ik weet dat je dan ook trots op me zal zijn. Ik ga nu en zal proberen zo snel mogelijk weer terug te zijn. Yemma, ik…’
Hier stokt zijn stem omdat hij iets wil zeggen wat hij nooit eerder heeft gezegd. Dan vormen zijn handen met gekromde vingers en twee naar beneden wijzende duimen het symbool van een hart.
Moes staat heel voorzichtig op en loopt zachtjes naar de achterdeur. Hij kijkt niet meer om, maar als hij dat zou doen dan zou hij de ogen van mama zien die, niet langer gesloten, zich opnieuw vullen met tranen.
‘Kijk uit, Habibi.’ fluistert ze hem stilletjes na.

4 comments on “Werk in uitvoering -14- Den Braber

  1. Ow jee nu zijn de poppen aan het dansen en breekt de hel los..Charl woest
    op weg naar Johan die waarschijnlijk onthoofd wordt 😉
    En wat Moes nu gaat doen voorspeld ook niet veel goeds.

Reageer