Moes weet weer precies waar hij haar van kende. Vorig jaar ging hij tijdens een pauze of vrij uur met wat klasgenoten regelmatig naar een patatzaak op het plein. Bij regen of kou zaten ze dan binnen om een frietje of hamburger te eten, maar als het goed weer was waren er buiten ook een aantal banken en stoeltjes. Als ze hier zaten te chillen kwam het weleens voor dat er een groepje meiden van de school tegenover de snackbar langs kwam. De jongens gedroegen zich stoer en uitdagend. De meiden hingen er een beetje verwaand bij.
Theo Testosteron, een bijnaam die precies aanduidde waarom hij altijd met gebalde vuisten vooraan stond, en Roedi waren altijd de haantjes en hadden tegen iedereen een grote mond. Onder de blikken van de meiden werd er nogal eens quasi ruzie met elkaar gemaakt. Ook bij de groep jongedames waren er altijd wel één of twee te vinden die vonden dat ze er wat van moesten zeggen.
Moes hing met Jurre, die buiten schooltijd regelmatig op het pleintje in zijn buurt te vinden was, relaxed achterover en lachte wat om alle schermutselingen. En zo waren er ook altijd wel meisjes die niet zo hoog van de toren bliezen. Dat grietje met het roze geverfde haar, een kleintje die altijd een petje droeg en dan dat meisje met dat lange haar die meestal wegkeek als de groep jongens en meiden zich met elkaar gingen bemoeien. Dat was ze.
Toen Toby haar twee weken geleden aansprak had hij haar vanaf de andere kant van de straat niet herkend maar zodra hij ter plaatse kwam om met zijn mobieltje te pronken wist hij dat hij haar eerder had gezien. Die middag, met Toby, was hij opgelucht om haar achter te kunnen laten.

Deze ochtend gaat hij naar haar op zoek. Zij is de eerste stap in zijn plan. Zijn plan om boete te doen en alles goed te maken. Hij zet zijn oude fiets op slot en loopt naar het zijloket van de snackbar. In een wit schort en het haar in een knotje staat de Chinese vrouw achter de balie en kijkt hem vragend aan.
‘Ik wil graag een patatje zonder.’
De vrouw schudt haar hoofd. ‘We gaan pas om half elf open dus mijn frituur staat nog koud. Ik heb wel drinken of chips.’.
Moes denkt even na, kijkt achterom naar het schoolgebouw en zegt dan ‘Doet u maar twee zakjes chips. Eén gewoon en één paprika.’
Met de zakjes onder zijn snelbinder rijdt hij even later op zijn gemak rondjes om de school. Hij kent het gebouw niet, maar weet zeker dat het groepje meiden altijd uit de deuren aan de voorzijde het plein opkwamen. Omdat er aan de achterzijde een plein is met een fietsenstalling twijfelt hij wat de beste plek is om in de gaten te houden. Vandaar dat hij op zijn fiets beide uitgangen in het oog houdt.

Zo af en toe komt er een leerling naar buiten, maar zijn “target”, ‘Fok Toby!’ denkt hij, zit er niet bij. Om kwart voor elf hoort hij in het gebouw een bel rinkelen waarna er achter de ramen beweging te zien is. Al snel gaan de dubbele deuren naar het plein open en stroomt er een flinke groep jongelui naar buiten.
Moes kijkt vanaf een afstand naar alle meisjes en zijn ogen schieten heen en weer. Hij ziet een meisje met lang haar, maar als hij op zijn fiets iets dichterbij komt, blijkt ze het niet te zijn. Met een grote boog neemt hij weer wat meer afstand en ziet dan een stuk of dertig leerlingen hun fiets pakken in de stalling. Als een kluwen rijden ze het hek uit en gaan gezamenlijk op weg. Moes rijdt er achter aan en haalt wat achterblijvers in. Toch heeft hij na een paar honderd meter alle meiden in de groep wel gescand en weet hij dat ze ook hier niet bij zit. ‘Wie zegt dat ze hier nog wel op school zit?’ vraagt hij zichzelf af terwijl hij zijn stuur omgooit en terugsnelt naar de school.
Daar zitten een aantal mensen op bankjes op het schoolplein of ze hangen rond in de fietsenstalling. Ook staan er groepjes met elkaar te praten. In een van de groepjes ziet hij een meisje staan met roze haar. ‘Zou dat…?’ Moes rijdt op de poort af, maar blijft op het trottoir en probeert langzaam rijdend zicht te krijgen op het groepje. Dan ziet hij haar staan. Bij een aantal andere meisjes met lang haar had hij getwijfeld, maar nu hij haar ziet, weet hij meteen dat ze het is. Ze staat met haar armen over elkaar naast het meisje met het roze haar. Twee jongens in het groepje vertellen wat en de rest luistert of hangt er maar een beetje bij.
Moes kijkt op zijn mobieltje en ziet dat er sinds het rinkelen van de bel al acht minuten zijn verstreken. Een korte pauze tussen twee lessen duurt op zijn school maar tien minuten. Als hij deze ochtend nog wat wil ondernemen moet hij haast maken, voor ze weer uit het zicht verdwijnt.
Moes fietst brutaal het plein op en zet zijn fiets in de stalling. Een groepje jongens kijkt hem verbaasd aan en één van hen vraagt ‘Wat kom je doen, volgens mij zit jij hier niet op school toch?’
Moes lacht vriendelijk.
‘Nee, klopt man, nog niet. Ik heb een afspraak met de directeur.’
Terwijl hij dit zegt voelt hij even zijn hart sneller slaan. ‘De Directeur…,’ denkt hij, ‘hopelijk krijgt hij die vandaag inderdaad te spreken.’
De jongens kijken hem na terwijl hij op de deuren afloopt. Na opnieuw een snelle blik op zijn mobieltje hoopt hij dat zijn gok niet verkeerd uitpakt. Net voor hij bij de deur is, blijft hij staan en klopt op zijn broekzak alsof hij iets vergeten is. Hij draait zich om en heeft nu zicht op alle leeftijdsgenoten die zich op het plein bevinden. Een enkeling kijkt hem nieuwsgierig aan maar de meerderheid heeft hem niet eens gezien. Dan klinkt de bel. Vrijwel alle gezichten in zijn omgeving kijken direct teleurgesteld dat de pauze alweer voorbij is, maar Moes is opgetogen. Zijn inschatting was juist en nu komt iedereen in beweging. Hij stelt zich naast de deur op en houdt goed in de gaten wanneer het meisje met het lange haar zijn richting op komt. Als ze de deur nadert, doet hij een stap naar voren.
‘Hoi, ik ken jou.’ zegt hij.
Het meisje staat stil, kijkt hem verbaasd aan en schudt haar hoofd.
‘Ja, echt. Ik weet wie jou met dat mobieltje heeft belazerd.’
Haar verbaasde blik veranderd nu in achterdocht.
‘En ik weet ook hoe ik hem erbij kan lappen.’
Achterdocht veranderd in boosheid.
‘Maar, dan heb ik je hulp nodig. Samen kunnen we alles weer goed maken.’
Het meisje schudt haar hoofd. Ze kijkt hem nog altijd boos aan, maar zet zich ook weer in beweging.
‘Schiet op joh!’ snauwt ze en duwt hem met een elleboog opzij.
Terwijl ze hem voorbij loopt zegt hij zacht ‘Ik was er bij op het plein, op de scooter.’
Hij ziet dat ze haar schouders optrekt, alsof ze een akelige gedachte heeft en dan stapt ze de school binnen.
De stroom leerlingen gaat aan hem voorbij. Als laatste komt het groepje jongens uit de fietsenstalling langs. Een van de gasten geeft hem een duw tegen een schouder en snauwt ‘Optieven gast. Met je lulverhaal over de directeur.’ Moes zet een paar stappen achteruit en ziet een wat oudere man de jongens binnenroepen en daarna de deuren sluiten.
‘Mislukt,’ denkt hij, ‘wat nu?’
Zijn eerste stappen zet hij achteruit waarbij hij de bewegingen van leerlingen op weg naar hun klaslokaal langzaam ziet uitdoven. Dan draait hij zich om en loopt op een van de bankjes af die zich op het plein bevinden. Hij stapt er met een been overheen en gaat dan zitten. Met het hoofd in beide handen peinst hij wat te doen.
Als er een voorbijganger zou zijn dan ziet die een in de steek gelaten, verloren jongen, die ietwat wanhopig zichzelf moed in zit te praten. Misschien is dat de reden waarom Moes opeens een voorzichtige stem achter zich hoort.
‘Jij was die tweede, die er bij kwam staan hè?’
Hij kijkt achter zich en ziet het meisje met het lange haar staan.
‘Wat kan jij weer goed maken dan?’ zegt ze nu met ferme stem.
Hij spreidt zijn armen en wil uitleggen wat hij heeft gedaan en…
‘Ik hoef die telefoon helemaal niet meer. Ik wil mijn bankrekening weer terug, ik wil van mijn strafblad af, ik wil dat mijn moeder me weer vertrouwt!’
Ze is steeds harder gaan praten en kijkt Moes weer vol woede aan. Hij vraagt of ze wil gaan zitten en vertelt dan in korte zinnen wat twee weken geleden zijn rol was, hij vertelt over Toby en de directeur en hij verteld dat hij weet hoe ze die erbij kunnen lappen en dat dan alles goed zou kunnen komen. Hij ziet haar boosheid langzaam verdwijnen en als ze op het laatst vraagt waarom hij nu opeens ‘The Good Guy’ uit wil hangen dan moet hij het ook van Arif vertellen. Ze ziet zijn verdriet en gaat dan pas op het bankje naast hem zitten.
‘Wat is je plan dan eigenlijk?’ vraagt ze.
‘We gaan naar die vent en confronteren hem met ons verhaal.’
Ze kijkt alsof ze niet helemaal overtuigd is van zijn plan, maar haar kwaadheid is naar de achtergrond verdwenen en een voorzichtige hoop dat het misschien toch allemaal weer goed komt is er voor in de plaats gekomen.
‘Hoe ver is dat, waar die vent woont?’ vraagt ze.
Moes schudt zijn hoofd.
‘Niet woont…, werkt. Op de fiets?’ Hij trekt een pruillip. ‘Een uur of zo.’
Het meisje met de lange haren kijkt hem nog even onderzoekend aan en vraagt dan ‘Hoe heet jij eigenlijk?’
‘Moes,’ zegt hij, ‘dat is een afkorting van…’
‘Mustafa, ja dat snap ik.’ valt het meisje hem in de rede.
Ze zwijgen allebei terwijl ze elkaar aankijken.
‘Ik ben Lisa.’ zegt ze dan, waarna ze opstaat en haar duim omhoog steekt in de richting van het schoolgebouw.
Moes snapt even niet waarom, maar dan ziet hij op de eerste verdieping een roze vlekje bewegen. Hij kijkt het meisje naast hem aan.
‘Dat is Puk, mijn vriendin, die past een beetje op me.’
Dan loopt Lisa naar de fietsenstalling waar ze een fiets van slot doet en naar de poort rijdt.
‘Ga je mee?’ roept ze vanaf een afstandje en Moes komt in beweging.

2 comments on “Werk in uitvoering -15- Puk

  1. Ow wat goed van Moes dat hij het goed wil maken en dat Lisa hem vertrouwd en samen staan ze sterk. Hopelijk komen ze niet in de problemen.
    Het begint nu wel spannend te worden.

Reageer