Het loopt al tegen het middaguur en Charl is een heel eind gevorderd op zijn fiets. Vanaf de Berendhoeve naar de zorgboerderij is bijna twaalf kilometer. In het begin was de snelheid van Charl hoog. Hij wist niet precies wat hij van plan was, maar wel dat hij zo snel mogelijk op zijn doel af wilde. Gaandeweg kreeg hij meer vat op zijn emoties en besefte hij dat een heftige confrontatie voor niemand goed zou zijn.
‘Stom!’ zegt hij nu hardop.
De man die aan de kant van een sloot staat te vissen kijkt verontwaardigd om, maar Charl heeft alleen oog voor het fietspad wat zich voor hem uitstrekt.
‘Die foto!’
Hij bedenkt zich dat hij de krant mee had moeten nemen in plaats van hem tot prop te kneden en weg te gooien. Die foto had hij mooi Johan onder zijn neus kunnen wrijven.
Het rondmalen van de trappers gaat over in een gestaag middelmatig tempo. Charl is weer in evenwicht. Maar dat hij Johan eens even flink gaat aanpakken dat staat vast. En dan later, als ze vanavond thuis zijn, maar eens alles uitpraten met Vicky. Als ze dat wil tenminste.
De weg voert nu van de dijk af en hij kan de trappers even stilhouden. De zwaartekracht zorgt ervoor dat hij met een flink vaartje de weg inslaat waaraan een stukje verderop de zorgboerderij ligt.
‘Nog even op adem komen, dan kan ik er zo dadelijk tegenaan.’ denkt hij.

Charl rijdt het parkeerterreintje op en zwaait zijn rechterbeen over de bagagedrager terwijl hij beide handremmen flink inknijpt. Net voor het hek komt hij tot stilstand waarna hij zijn fiets het erf opduwt in de richting van het fietsenrek.
Als hij zijn fiets op slot heeft gezet kijkt hij even om zich heen. De deur van het schuurtje waar hij op de poldermarkt zijn vogelhuisjes heeft opgehangen staat op een kier, maar hij ziet daar verder geen beweging. In de wei naast de boerderij ziet hij de schapen en de kippen lopen. De hooiberg is sinds zijn vorige bezoek weer iets lager, maar er staan nog steeds een paar dikke, uit strobalen opgebouwde muren onder het puntdak. Hij was bang dat hij Vicky daar zou aantreffen, maar van haar is geen spoor te zien.
‘Zullen ze allebei in de werkplaats zijn?’ denkt Charl.
‘Dan wordt het toch een confrontatie.’
Hij haalt even zijn schouders op.
‘Ik ben er toch niet mee begonnen zeker. Maar ik ga er wel een eind aan maken.’
En met die persoonlijke opsteker loopt hij op de boerderij af.


Als hij de werkplaats binnenstapt ziet hij aan de linker tafel Thomas, Lis en Peter zitten. Ze zijn bezig met het sorteren en inpakken van allerlei artikelen. Tegen de achterwand staat een werkbank en hij ziet de brede gestalte van Wes met iets bezig wat in een grote bankschroef is geklemd. Nog voor hij zijn hoofd naar rechts heeft gedraaid hoort hij een bekende stem.
‘Sjarlie…!’
Nu ziet hij aan de rechter tafel Vicky zitten die hem met grote ogen aankijkt.
‘Wat doe jij nou hier?’
Charl staat even stil en weet dat hij in haar stem niet alleen verbazing hoorde, maar ook een beetje angst. Hij kijkt zijn geliefde aan en voelt in zijn hele lijf dat, wat er ook is gebeurd en wat er ook gaat gebeuren, hij haar niet wil verliezen. Hij wil haar niet kwijt. Niet aan een rijke luis, niet aan een arme sloeber en al helemaal niet aan een ‘chef muur en dak’.
‘JOHAN!’ roept hij hard.
Alle hoofden draaien in één ruk naar hem toe. Vicky veert van schrik op, maar als ze weer is neergekomen begint haar onderkin te trillen. Naast de werkbank gaat een deur open. In de opening staat Johan die, nu hij Charl ziet staan, een beetje zenuwachtig in zijn handen wrijft.
‘Hallo Karl. Datte… is leuk, dat je uh… even bij Vicky komt kijken, op haar werk…’
Terwijl Johan naar woorden zoekt om zichzelf een houding te geven zet Charl langzame stappen in zijn richting.
‘Binnenkort is het weer Poldermarkt hè, danne … kan je weer een hoop vogeltjes blij maken Karl, met uh,… die… hui..huisjes…’
Charl is langzaam maar zeker dichterbij gekomen en hij kijkt Johan zo indringend aan dat die uiteindelijk zijn mond houdt.
‘Hallo chef, ik zal me even netjes voorstellen, mijn naam is Charl.’
Zijn stem klinkt een octaaf lager dan gewoonlijk maar vooral, en het bezorgt Vicky naast hem een koude rilling, volkomen gevoelloos.
‘Heb je vanochtend de krant al gelezen Johan?’
Achter de werkbank staat Wes nog altijd met één hand aan de bankschroef, maar zijn ogen en oren zijn volledig gefocused op de woorden van beide mannen.
Johan schudt zenuwachtig zijn hoofd. Hij heeft inderdaad de krant niet gelezen, maar hij vraagt zich af hij het misschien beter wel had kunnen doen. In één van zijn favoriete maffiafilms wordt de uitdrukking “When the Shit hits the Fan” gebruikt waar hij tot nu toe iedere keer weer om heeft moeten lachen. Maar de situatie hier, met Charl en Vicky, kan weleens precies dezelfde impact hebben en hij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat, wanneer hij de krant zou hebben gelezen, er wellicht geen Shit en geen Fan zouden zijn geweest.
‘Niet?’ roept Charl.
‘Jammer, je staat op de voorpagina. Een prachtige foto van jou, Met je boot, hoe je een kerel uit het water redt. En naast je in die sloep, eigenlijk redt zij die kerel, is Vicky te zien!’


Charl is steeds harder en nadrukkelijker gaan praten.
‘Hoe kwam mijn vrouw bij jou in je boot terecht? Leg mij dat eens uit!’
Johan zegt iets onduidelijks als ‘…zo lief… in mijn sloep… ik wilde haar…’
De handen van Wes laten nu alles los waar hij mee bezig was.
Naast Charl snikt Vicky ‘Ik had het je willen vertellen, Sjarlie.’
Hij kijkt haar aan en zegt met een zachte stem ‘Laten wij straks daar samen maar even over praten Vick.’
Ze knikt, maar wijst nog wel naar haar chef en zegt ‘Hij probeert me al een hele tijd te versieren, maar gisteren wilde hij me eerst kussen en toen noemde hij me een stom wijf.’
Charl voelt zijn woede opvlammen. Hij weet dat hij zich het beste rustig kan houden, maar het liefst zou hij een harde schreeuw willen geven en dan op Johan afrennen om hem een flink pak op zijn donder te geven. Hij brengt zijn adem onder controle en laat zijn vuisten weer langzaam ontspannen. Net als hij denkt dat hij alles onder controle heeft barst het toch los.
‘WRAAAAHHHHH!!!!’ klinkt de schorre luide schreeuw.
De ogen van Johan worden groot als hij opeens iemand op hem af ziet rennen. Hij deinst terug het kantoor in, in de hoop aan de wraakzucht van zijn belager te kunnen ontsnappen.
‘Vuile smiecht, hufter, ge blijft met oewe poote van ons Vicky af.’
Het is Wes die na alles zwijgend te hebben geregistreerd opeens tot een uitbarsting is gekomen.
Vanuit het kantoor klinken nog enkele harde verwensingen en het lijkt wel of er met een stoel wordt gegooid. Een gejammer van iemand die overduidelijk pijn heeft zwelt aan en dan komt Johan met een hand op een schouder de werkplaats in gesneld. De arm onder de schouder hangt slap naast zijn lichaam maar Johan zelf kijkt in paniek om zich heen. Links ziet hij Vicky naast de tafel staan terwijl Charl met gespreide armen in het middenpad de weg verspert. Naast de rechter tafel staan Lis, Thomas en Peter in uiterste verbazing toe te kijken. Achter Johan is een brul te horen waardoor hij besluit de enige uitweg te nemen die voor hem open ligt. Met een sprong landt hij op de werktafel en rent deze tot aan het eind af. Zijn belagers proberen hem nog bij een been te pakken te krijgen maar grijpen mis.
Wes staat in de deuropening van het kantoor briesend toe te zien hoe Johan de tafel afspringt en door de deur naar buiten rent. Dan schreeuwt hij nogmaals en rent met volle vaart naar buiten, achter Johan aan.

Ze fietsen naast elkaar over de lange brug. Onderweg hebben ze al heel wat uitgelegd en uitgepraat. Lisa vertelde van de brief van de bank en haar bezoek aan het politiebureau. Moes legde haar uit waarom hij dacht snel geld te kunnen verdienen. Nu ze op de brug rijden wijst Lisa naar het dorpje wat aan de overzijde van de rivier, iets landinwaarts zichtbaar is.
‘Heb je het gehoord van die bom?’ vraagt ze aan Moes.
Hij schudt zijn hoofd. Gisteren had de hele dag in het teken van zijn broer gestaan en was het gewone leven volledig langs hem heen gegaan. Lisa praat hem bij over de ontploffing.
‘En alleen maar een paar gewonden hè.’
Moes knikt wat, hij denkt aan zijn broer en aan zijn plan om alles weer goed te maken.
‘Wat kunnen mensen zich druk maken over zo’n oud stuk ijzer in de grond.’ is zijn cynische reactie op Lisa’s verslag.
Zij kijkt even naast zich en ziet Moes met een vastberaden blik nog wat meer vaart maken. Ze schudt haar hoofd en weet niet precies wat ze van haar nieuwe beschermengel kan verwachten. Dan gaat ze op de trappers staan om hem weer in te halen.

Nog een flauwe bocht, dan een groot veld en aan het eind van het veld wordt de hoge heg zichtbaar. En achter die heg ligt eerst het parkeerplaatsje met het draaihek naar het erf.
De spanning neemt toe bij Moes nu hij weer aan zijn haastige vlucht denkt. De Directeur die hem met een hamer achterna kwam en hij gelukkig op de scooter voldoende vaart kon maken om te ontsnappen.
‘We moeten die vent voorzichtig benaderen hoor.’ licht hij Lisa in.
‘De vorige keer sloeg hij me bijna de hersens in.’
Lisa trapt op haar rem.
‘Dat heb je me nog niet verteld. Is die kerel zo gevaarlijk dan?’
Moes is ook gestopt en kijkt achterom terwijl hij met een hand schommelt alsof hij wil zeggen ‘Misschien wel, misschien niet.’ Hij ziet de twijfel in haar ogen en besluit om te vertellen hoe het de vorige keer is verlopen. Aan het eind van zijn verslag zegt hij ‘Daarom moeten we hem nu rustig aanspreken, zijn reactie afwachten en hopen dat hij zich verraadt. Dan kunnen wij naar de politie gaan met ons verhaal.’
‘En dan?’ vraagt Lisa.
‘Misschien doet hij net of hij van niets weet.’
Moes trekt een bedenkelijk gezicht.
‘Nou, dat is er eentje met een kort lontje hoor. Als ik hem confronteer met mijn verhaal dan denk ik dat hij zich niet rustig houdt.’
Moes heeft zijn fiets gekeerd en komt naast Lisa staan.
‘En daarom heb ik voor jou ook een taak. Je hebt toch een mobieltje?’
Lisa knikt verbaasd en haalt het oude toestel uit haar broekzak.
‘Voor we naar binnen gaan start jij een geluidsopname. Dan nemen we alles wat er gezegd wordt op zodat we dat later aan de politie kunnen overleggen, als bewijs.’
Ze kijkt hem een beetje bezorgd aan.
‘Maar dat betekent dan ook dat alles wat jij zegt tegen je gebruikt gaat worden hè’
Moes knikt vastberaden.
‘Yep, I know. Maar dat moet ook omdat…’ en hierbij aarzelt hij toch opeens, ‘omdat ik eerlijk wil zijn tegenover mijn ouders, weet je.’
Lisa is even stil en zegt ‘Hoe uh, maak ik zo’n opname dan?’
Ze kijken samen op het toestel en vinden de optie voicememo. Lisa stopt haar mobiel in de binnenzak van haar truitje en Moes rapt een stukje. Bij het terugluisteren van de opname klinkt prima verstaanbaar de zin ‘Laat ze denken dat ze winnen want ze winnen niks‘. Moes maakt weer aanstalten om op te stappen, maar Lisa houdt hem met een hand op zijn stuur tegen.
‘Wat?’ vraagt hij als hij Lisa bezorgd ziet kijken.
‘Ken jij die series op Netflix of Videoland waar ze op zoek gaan naar een seriemoordenaar en zo?’
Moes trekt zijn hoofd en schouders omhoog met een blik alsof hij wil zeggen ‘Waar heb jij het nou over?’ en zegt ‘Dit is een oplichter hè, geen Killer.’
Lisa gaat verder.
‘Ja, dat snap ik, maar wat ik bedoel is dat een slachtoffer altijd in haar eentje een bos in loopt, of naar zolder gaat. Als je zit te kijken denk je altijd ‘Ga nou niet allééhéén, wacht nou op de politie!’ En hup, dan is er weer eentje de pijp uit.’
Moes lacht even schamper.
‘Wat wil je doen dan, de Popo’s erbij halen?’
Hij ziet haar ernstig kijken.
‘Dat gaan we niet doen hoor. Ik wil zelf die rotzak erbij lappen, begrijp je? Dat is belangrijk voor me.’
Lisa kijkt hem echter standvastig aan. Ze kent dit gevoel niet. Normaal buigt ze met iedereen mee en heeft ze het idee dat haar opmerkingen of plannen niet serieus worden genomen. Nou ja, op haar moeder na dan. Die luistert wel en helpt haar. Maar ja, dat is wel een moeder, die doet dat natuurlijk altijd voor een kind.
‘Als je wil dat ik meedoe,’ zegt ze nu tegen Moes, ‘dan doe ik dat op één voorwaarde.’
Moes kijkt haar verbaasd aan.
‘Ik heb toch met die rechercheur gesproken, die ‘mijn fraudezaak’ onderzoekt.’
De woorden ‘mijn fraudezaak’ spreekt ze bewust hard en duidelijk gearticuleerd uit. Ze ziet Moes iets achteruit deinzen.
‘Ik ga hem nu bellen om te vertellen wat we gaan doen. Mocht er iets misgaan dan kan die gast ons tenminste identificeren in het mortuarium.’
Moes kijkt haar met hele grote ogen aan tot Lisa zelf moet lachen om die laatste woorden. Hij blaast lang uit terwijl hij haar aankijkt.
‘Ok, ik snap het wel. En als jij daar toch mee in contact staat dan kan ik mijn verhaal ook bij hem kwijt.’
Lisa knikt.
‘Ja natuurlijk, hij onderzoekt die hele oplichtersbende toch?’
Moes kijkt haar even mismoedig aan.
‘En bedankt. Jij had beter tegen Toby de bitch uit kunnen hangen.’
Lisa haalt haar schouders op en zoekt dan in haar portemonneetje naar dat kaartje van die politieman. Als ze het heeft gevonden tikt ze het telefoonnummer in. Gespannen wacht ze tot er wordt opgenomen.

‘De Roon…’ hoort ze in haar oor.
Lisa legt uit wie ze is en wat er aan de hand is. De rechercheur is meteen bij de les en vraagt naar haar locatie. Ze kijkt Moes aan en vraagt ‘Waar werkt die vent?’ Moes wijst achter zich en fluistert ‘Een of andere zorgboerderij langs de provinciale weg.’
Lisa geeft dit door waarna ze nog veel meer vragen krijgt, maar daar gaat ze niet op in.
‘Meneer de Roon, ik vertel u alleen dat we daar naar binnen gaan om die oplichter te zoeken. Het is maar dat u het weet.’
Ze wil eigenlijk het gesprek beëindigen maar hoort de rechercheur tegen haar roepen ‘Niet naar binnen gaan! Kijk jij nooit naar een horrorfilm of zo?’
Lisa aarzelt even.
‘Ja maar, wat moeten we dan doen?’
De Roon vervolgt ‘Ik zorg dat er zo snel mogelijk politie ter plaatse komt die je kan helpen. En jij belooft me dat je buiten blijft wachten.’
Lisa is stil.
‘Lisa, hoor je me!’ roept de Roon.
‘Ja… Ok, ik wacht buiten.’ En ze verbreekt de verbinding.
Moes kijkt haar hoofdschuddend aan. ‘What the…’ Maar Lisa onderbreekt hem.
‘Kom, we gaan.’ zegt ze en stapt op haar fiets.
Nu moet Moes op zijn trappers gaan staan om haar in te halen.

Serge opent op zijn linkerscherm alvast zijn contacten terwijl hij op het andere scherm een zoekmachine opent. Met een paar trefwoorden waaronder ‘zorgboerderij’ ziet hij bij de resultaten iets wat hem hoop geeft. Hij klikt op een link en er wordt een landkaart op zijn scherm geopend waar met een rood knipperend cirkeltje de locatie wordt aangegeven, “Zorgboerderij Landman”.
‘Zou dat…?’ denkt hij en zoomt met een wieltje op zijn muis iets verder uit zodat er diverse dorpjes zichtbaar worden. Bij niet elk gehucht staat een blauw sterretje maar het grotere dorp wat aan de rand van zijn scherm zichtbaar is heeft dat wel. Met een muisklik opent hij een menu op het scherm, maakt dan een keuze waardoor op het linkerscherm zijn telefoon actief wordt. Uit de speaker op zijn bureau klinkt slechts éénmaal een kiestoon waarna iemand zegt ‘OpCo Bureau zuid, wat kan ik voor je doen?’ Serge schraapt zijn keel.
‘Rechercheur de Roon hier. Ik heb een verzoek om onmiddellijke assistentie in uw regio. Verdachte persoon, mogelijk vuurwapengevaarlijk.’
Twee minuten later zit Serge tevreden achter zijn bureau. Het lijkt erop dat de assistentie al onderweg is. Hij kan dus nog even rustig zijn koffie opdrinken die hij aan het halen was op het moment dat het meisje belde. Koffie met een kaakje en dan op weg naar de locatie. Misschien is hij nog op tijd om de verdachte te zien voor hij wordt afgevoerd. Serge neemt een slokje en spuugt dan de koffie meteen terug in zijn mok.
‘Getver!’ zegt hij waarna hij opstaat en zijn colbertje aantrekt.
Als de deur van zijn kantoor achter hem dicht valt is de enige beweging die nog zichtbaar is het langzaam dampen van een nog warme kop koffie.

Ze naderen de heg en zodra ze deze passeren slaan ze linksaf het parkeerterrein op. Stil en voorzichtig zetten ze hun fiets tegen het hek en kijken om zich heen. Moes wijst naar iets en fluistert in Lisa’s oor ‘Dat is zijn auto. Dus hij moet er zijn.’
Lisa steekt haar duim op en pakt dan opnieuw haar mobieltje. Ze zoekt naar de voicememo-app en laat aan Moes zien dat ze de opname start. Voorzichtig stopt ze de telefoon weer in haar trui zodat deze zijn werk kan doen.
‘We lopen gewoon door het hek naar binnen en dan zien we wel wat er gebeurt.’ zegt Moes zacht.
Als Lisa knikt houdt hij haar zijn uitgestrekte vuist voor. Ze glimlacht kort en zegt terwijl ze hem een boks geeft ‘Let’s get him, Bro.’
Het hek is dicht maar gaat dit keer wel open als Moes de klink neerdrukt en tegen het traliewerk drukt. Zodra ze beiden op het erf staan zien ze een hooiberg, een schuurtje, een fietsenstalling met een stuk of drie fietsen, een wei naast de boerderij en een deur in het gebouw.
‘We nemen die deur, de vorige keer kwam hij daar naar buiten.’ zegt Moes, maar voor ze één stap hebben kunnen zetten wordt diezelfde deur met grote kracht opengesmeten.
Moes en Lisa zetten van schrik een stap achteruit en zien dan een vent met blond haar en een lamme arm uit de deuropening naar buiten rennen. De kerel rent recht op hen af maar ziet dan de twee jongelui voor het hek staan waardoor hij niet zo snel naar de parkeerplaats kan vluchten. En dat hij op de vlucht is wordt al snel duidelijk want uit de deur is inmiddels een tweede kerel komen rennen die al schreeuwend de eerste achtervolgt. Moes en Lisa kijken elkaar verbijsterd aan. Maar terwijl de deur opnieuw openzwaait en er nog meer mensen het erf opkomen, wijst Moes naar de schreeuwende kerel die de arme blonde man achterna zit.
‘Dat is de Directeur, die moeten we pakken!’

2 comments on “Werk in Uitvoering -16- Karl

Reageer