Breedteschrijfsels II

Werk in Uitvoering -Proloog- Wout

Bombardement mei 1940.

Het is nacht wanneer Wout wakker wordt geschud door zijn vader.
‘Opstoan menneke, vort.’ Sinds hij twaalf jaar is, wordt hij doordeweeks altijd vroeg door zijn vader gewekt, maar nu is het voor zijn gevoel nog midden in de nacht. Gisterochtend was het al licht aan de hemel, maar moest de zon nog opkomen, nu is het nog helemaal pikkedonker.
‘Moeten we nu al naar het lând pa?’ mompelt Wout, maar dan hoort hij zijn zussen praten en beseft dat er iets anders aan de hand is.
‘Mee zn alle oe kleren aan, pet op en d’r uut. En rap.’
Pa is gejaagd en staat al met een geopende achterdeur te wachten tot zijn drie dochters en zoon in hun klompen zijn gestapt waarna hij ze naar buiten duwt.
Aart van der Hoeven is al zijn hele leven boer. Het verlies van zijn vrouw had hem nog harder gemaakt dan hij al was, maar nu, drie jaar later, is hij tot het uiterste getergd. De oorlog die sinds een week in Nederland is uitgebroken vormt een grote bedreiging. Hoe gaat dit aflopen? Krijgt Duitsland, na andere landen te hebben bezet, nu ook ons land in handen?
Zolang Aart zich kan herinneren ligt hij met gespitste oren in bed. Onweer of harde wind in de verte kan betekenen dat hij naar het land moet, om de oogst veilig te stellen. Iedere ochtend wanneer hij naar buiten stapt, kijkt hij eerst naar de lucht en de wolken. Wat voor weer is er op komst en wat moet hij doen om zijn gewassen te beschermen?
Diezelfde waakzaamheid heeft hem vannacht ook gewekt. Hij hoorde geen rommelend onweer, maar wel een geluid wat er erg op leek. Een laag eentonig brommen. Twee tellen later wist hij wat het was. Eerder die week waren er vliegtuigen over gevlogen en dit was weer een golf van lawaai die over het land, de dieren en de mensen spoelde. Ooit een geluid van vooruitgang en avontuur, maar in deze oorlogsdagen een bron van angst en destructie. Hij kan niet anders dan met zijn kinderen naar buiten vluchten. Het donkere land wat hem als boer al zijn hele leven voedde, zal dit keer een schuilplaats zijn.
Vader loopt voorop, gevolgd door de tweeling. Wout, die door zijn oudste zus aan de hand wordt meegesleurd, loopt achteraan. Telkens kijkt de jongen achterom naar het huis, de straat, het kleine dorp. De eerste bom die inslaat, zorgt ervoor dat het hele gezelschap als bevroren blijft staan. Na de oorverdovende knal en het neerregenen van brokstukken en dakpannen is het even doodstil. Dan begint de tweeling te huilen, grote zus te bidden en vader te vloeken.
Wout houdt zijn ogen dicht en hoopt dat het nu voorbij is. Dan zwelt er hoog boven hun hoofden opnieuw een geluid aan als van een loeiende sirene. Een angstaanjagend vals en steeds harder wordende duivelsschreeuw die op hen neerdaalt. Net als de wereld lijkt te vergaan, scheert de herrie over hun hoofden en zien ze een zwarte schim laag over het dorp vliegen. Een kleine vlek maakt zich los en verdwijnt tussen de daken. De ontploffing die volgt, met een paddenstoel van vuur en as, zet alles in beweging. De huizen schudden, de bomen laten sidderend hun jonge bladeren vallen en het gezin springt op van schrik, waarna ze in een nog rapper tempo vluchten. Naar het land, naar de donkere aarde, daar worden ze niet gezien, daar zijn ze geen doelwit meer.

Als de lucht wordt verlicht door de zon die zelf nog net onder de kim staat, ziet Wout de ochtendmist van de velden opstijgen. Aan de horizon ziet hij de grote brug die onbeschadigd over de brede rivier steekt. Na de korte heftige aanval was hij met zijn zussen en vader achter de dijk gaan liggen.
Nu was het al enige tijd stil en is hij met vader langzaam naar de kruin gekropen. Op handen en voeten hebben ze zicht op het dorp en de omgeving. Wat ze zien boezemt hen angst in. De grote rookwolken en hier en daar uitslaande vlammen boven het dorp. Het gejammer van mensen op straat en in de huizen. Het mitrailleurvuur wat achter het dorp, dicht bij het bruggenhoofd, vandaan lijkt te komen. Daar, waar de verdedigingsstelling van de Nederlandse militairen vorig jaar was gebouwd.
Bevreesd en bedroefd kijken ze vanaf de dijk naar de verwoesting die de oorlog heeft aangericht.
‘Ons huis pap, ist er nog?’ Vader kijkt hem geruststellend aan.
‘Ut komt goe mn jongske, we hebben mekânder.’ Vader kijkt naar zijn eigen handen en ziet de spieren en pezen, de rimpels en eeltplekken. ‘Wij heb’n ons grund, ons errepels en ons gruun. Dus alles kom goe, ons lând is g’duldig.’
Achter hun rug horen ze de oudste roepen: ‘Pa, daar kom’n ze weerum!’ Van schrik slaat haar stem over, maar de boodschap is duidelijk. Pa en Wout kijken om en zien op ongeveer honderd meter hoogte twee vliegtuigen aan komen vliegen. Het gebrom is nu ook te horen en zwelt aan tot een dreigend lawaai. Ze koersen recht op hen af en ze beseffen dat vluchten of schuilen geen enkele zin heeft. Vader schuift naar beneden om zijn armen om zijn dochters te slaan en roept dat Wout hem moet volgen. Die blijft echter gefascineerd kijken naar het naderende onheil. De zwarte machines. De onzichtbaar rondzwiepende rotorbladen. De glazen kap boven op de romp waaronder de gewetenloze rotzakken zitten die door middel van hendels en pedalen hun moordmachines besturen. De zwarte langwerpige hulzen die onder de vleugels hangen en zich elk moment kunnen losmaken van deze dragers van het kwaad.
Wout volgt ze zozeer met zijn blik dat hij achterovervalt op het moment dat ze het luchtruim recht boven hem passeren. En op precies datzelfde moment ziet hij een grote huls afgescheiden worden van één van de vliegtuigen. Hij volgt het projectiel dat recht op het dorp afkoerst terwijl hij zich weer snel op zijn buik draait. Nu worden er nog een paar losgelaten van de vliegtuigen, die na het droppen van de bommen met een gierend geluid weer hoogte maken. Wout ziet dat het allereerste projectiel hoogte verliest en rakelings over de boomtoppen scheert die langs de vliet staan. Het is hoog water en de vliet is breed. De bom raakt de waterspiegel en Wout knijpt zijn ogen samen maar doet ze niet helemaal dicht. Hij wacht op de inslag en explosie. Iets wat hij nog nooit heeft gezien. Maar het lijkt alsof hij een kort zuigend geluid hoort. Een spade die in de vette klei verdwijnt, meer niet.
De vliet ligt er nog net zo rustig bij als even tevoren, maar dan bereiken de andere bommen het dorp en de daarachter gelegen verdedigingswerken. De ontploffingen en het geweld zorgen ervoor dat Wout de handen voor zijn oren slaat en, achter zijn vader aan, van de dijk vlucht.

3 comments on “Werk in Uitvoering -Proloog- Wout

  1. Nou zeg ik zit er wel heel erg naast met mijn schot voor de boeg.. of het moet nog een hele andere wending krijgen.
    Het belooft weer een prachtig geschreven verhaal te worden..het begin is al super pakkend ..dus kom maar op X

Reageer