Breedteschrijfsels I

Achterstallig onderhoud -18- Raymond

Via de buitenwegen is het iets verder rijden, maar Charl vermijdt liever de dorpskernen. Je weet nooit wat er mis kan gaan en hij wil zo onopvallend mogelijk bij de Berendhoeve aankomen. Hij trapt zelf flink door om Vicky iets meer ruimte op haar gaspedaal te geven. Als hij het tempo wat lager houdt, nadert ze telkens met een peut gas tot op zijn spatbord waarna ze het gas weer loslaat en pruttelend een gat van een meter of twintig laat vallen. Het moet voor haar vermoeiend zijn om zo hortend en stotend te rijden, maar Charl wordt er helemaal gek van. Hij blijft maar achteromkijken of ze hem niet van zijn fiets knalt of dat ze niet te ver achterop raakt. Net na hun vertrek kwam de zon op en als ze de straat naar de hoeve inrijden is het helemaal licht geworden. Ze naderen het parkeerterreintje en Charl remt af om Vicky aanwijzingen te geven hoe ze achteruit, naast de containers, moet parkeren. Zodra hij stilstaat ziet hij echter iets waarvan hij zich rot schrikt. Naast de voordeur staat de roze scooter van Bettina. Wat doet die nou hier? Zijn verbijstering wordt onderbroken door de existentiële vraag ‘Weet je wat ik wel zou willen zijn?’ die gezongen door Wim Kerstens naast hem tot stilstand komt. Op de vraag wat Bettina daar zo vroeg doet krijgt hij geen antwoord. Op die andere vraag komt het antwoord van Vicky die haar raampje opendraait en boven het geluid van de motor en radio meezingt ‘Een bloemetjesgordijn, een bloemetjesgordijn’. Charl gebaart haar de motor te stoppen waarna ze de sleutel omdraait. Een weldadige stilte treedt in en gedrieën kijken ze naar de Berendhoeve. Charl rilt van de zenuwen bij de gedachte dat Bettina hen ieder ogenblik op de parkeerplaats kan ontdekken. Vicky rilt van de kou die buiten maar ook in haar autootje heerst. Prins Carnaval laat de situatie tot op dit moment koud.

In de stilte hoort Charl opeens een hond blaffen. Zou Bettina ook op zondag…? En dan beseft hij dat het voeren van de dieren en bepaalde verzorging of medicijnen natuurlijk niet een dag overgeslagen kunnen worden. ‘Vicky, blijf hier staan, ik ben zo terug.’ Met een paar keer trappen rijdt hij de hoeve voorbij en krijgt hij zicht op het achterliggende bos. Heel voorzichtig speurt hij de omgeving af. Opnieuw hoort hij een hond blaffen, maar nu een heel stuk dichterbij. Hij rijdt snel een stukje terug zodat de hoeve zich weer tussen hem en het Hondjespad bevindt. Daar zet hij zijn fiets op de standaard waarna hij snel naar de muur van de hoeve loopt. Hij schuifelt naar de hoek en schrikt even want hij hoort behoorlijk dichtbij de stem van Bettina roepen ‘Rennen Joe, rennen!’ Hij drukt zich zo plat mogelijk tegen de muur en kijkt dan met één oog om de hoek. Daar loopt Bettina met ver voor haar uit een loslopende Herdershond. Charl schrikt opnieuw want stel dat Joe opeens lucht krijgt van hem. Dan zou hij zomaar verraden kunnen worden. Hij rent naar zijn fiets en is in een halve minuut weer terug bij Vicky. Die zit op haar gemak wat blonde krullen van de pruik te schikken en kijkt hem vragend aan. ‘Waar moeten we uitladen?’ Charl schudt zijn hoofd. ‘Er is iemand, we moeten hier weg.’ zegt hij gejaagd. Vicky kijkt verschrikt en pakt het stuur met beide handen beet alsof ze al op volle snelheid weg scheurt. Charl moet even nadenken maar heeft geen oplossing voor het probleem. ‘Ik wil naar huis Sjarlie.’ Hij kijkt Vicky even aan en weet dat het ook eigenlijk de enige mogelijkheid is. ‘Rij maar weer achter mij aan Vicky, dan gaan we lekker thuis een bakkie koffie drinken.’

De terugrit verloopt verre van geruisloos maar wel zonder moeilijkheden. Zodra ze in de buurt komen van hun huis rijdt het brommobiel Charl voorbij. Vicky heeft haar raampje opengedraaid en roept ‘Ik heb het koud, ik ga alvast koffie zetten.’ Als Charl thuis komt staat er een lekker warm bakkie op hem te wachten. De stemming is even een stukje minder nu de plannen opnieuw bijgesteld moeten worden. Charl probeerd in te schatten hoe lang Bettina werk zou kunnen hebben. Honden uitlaten zou het meeste werk zijn, maar doordeweeks was ze eigenlijk haar meeste tijd te vinden op de kattenafdeling. Charl komt uit op een uur of drie, wat betekend dat ze tussen de middag weer naar de hoeve zouden kunnen rijden. Toch wordt hij al zenuwachtig bij het idee dat ze midden op de dag, een vrije zondag voor bijna iedereen, met een vermomd lichaam in de auto een uur in de openbaarheid rond moeten rijden. Hij overlegd even met Vicky, maar die haalt haar schouders op en zegt alleen maar dat het niet warm te stoken was in de auto. Charl beseft dat Snorro na een week in de vrieskou één grote ijsklomp is geworden die in het brommobiel als een koelelement in een koelbox fungeerde. Daar een uur naast te zitten moet inderdaad een koude bedoening zijn. Ze besluiten eerst weer even helemaal warm te worden en wat te eten. Als dan vanmiddag de zon ondergaat, gaan ze een tweede poging wagen.

Charl heeft zich de hele middag voorbereid op de bediening van de oven. Hoewel de procedure relatief eenvoudig is, blijft hij het maar herhalen in zijn hoofd. Om wat afleiding te zoeken is hij naar buiten gegaan om de konijnen te verzorgen. Hij knipt eerst hun nagels want in de winter lopen ze niet buiten in de ren. Van het knippen worden ze altijd een beetje zenuwachtig dus als dat achter de rug is, kamt hij hun vacht. Als hij het niet te ruw doet, worden ze daar helemaal relaxed van. Zo is hij ruim een uur in de schuur bezig geweest en heeft hij het koud gekregen. Vicky roept dat ze koffie in heeft geschonken. Eenmaal comfortabel op de bank zakt hij lekker onderuit en knabbelt nog een tweede gevulde koek op. Vicky zet de televisie aan en samen kijken ze naar een kookprogramma. ‘Dat ziet er lekker uit.’ zegt Vicky als er een grote chocolade taart aan wordt gesneden. Charl reageert niet zodat ze even naast zich kijkt waar ze hem knikkebollend tegen de slaap ziet vechten. ‘Sjarlie!’ roept ze hard waarop hij recht overeind schiet en verwilderd om zich heen kijkt. ‘Mens, doe effe normaal. Ik schrik me het apezuur!’ valt hij uit tegen Vicky. Die kijkt hem even verbaasd aan en vraagt dan ‘Wat is dat eigenlijk, apezuur?’ Charl schudt zijn hoofd en zegt geërgerd ‘Geen idee, kom we gaan zo maar weer eens op pad.’

Een half uurtje later staan ze in de schemering buiten. Dit keer heeft Vicky een paar warme handschoenen aangetrokken en heeft ze haar rode ijsmuts opgezet, met een grote gele pompon bovenop. Terwijl Charl op zijn fiets wacht, stapt Vicky in en steekt de sleutel in het contactslot. Charl hoort een korte droge tik. ‘Net als vanochtend.’ denkt hij. ‘Dan zal hij nu wel aanslaan.’ Hij hoort weer een droge tik, en nog eens. De moed zinkt hem in de schoenen. Hij zet zijn fiets tegen een boom langs de weg en loopt snel terug naar de auto. ‘Wat doe je nou?’ vraagt hij aan Vicky. ‘De motor start niet.’ Ze draait nogmaals, maar opnieuw is er alleen maar een tik te horen. Charl vloekt binnensmonds maar probeert rustig te blijven. ‘Ok, luister.’ zegt hij. ‘Ik zal je proberen aan te duwen.’ Dat heeft hij wel eens een groepje jongens zien doen, maar heeft het zelf nog nooit aan de hand gehad. Vicky knikt en vraagt ‘Wat moet ik doen dan?’ Charl denkt even na en antwoordt ‘Gewoon, wat je anders ook doet denk ik.’ Vicky denkt nu op haar beurt na ‘Als jij duwt, schakel ik en dan geef ik gas.’ Charl knikt driftig omdat hij het wel logisch vindt klinken. Hij neemt achter de auto plaats en begint te duwen tegen de kofferbak, maar er komt geen beweging in. ‘Niet remmen hè!’ roept hij naar Vicky. Die draait haar raampje naar beneden en vraagt ‘Hè?’ Charl roept nogmaals ‘Niet remmen!’ Het is even stil achter het stuur, maar dan hoort hij Vicky zachtjes zeggen ‘Ok’. Bij de tweede poging duwt hij het brommobiel van de parkeerplaats zo de weg op. Dat gaat goed. Als ze een beetje vaart hebben, laat Vicky opeens de koppeling los, waardoor de auto helemaal stilvalt en Charl met zijn kin op de achterruit ketst. ‘Bijna!’ roept Vicky. Charl gromt en hijgt waarbij hij aan zijn kin voelt of er geen bloed uit sijpelt. ‘Kan die Prins Carnaval niet even mee helpen duwen?’ roept hij geërgerd naar Vicky. Die denkt er even kort over na en antwoord dan ‘Nee, die is lam.’ Charl moet de grap even incasseren en moet dan toch schaterlachen om die grappige Vicky. Op datzelfde moment hoort hij op de weg achter hem een auto aankomen. Het lachen stopt abrupt en hij kijkt benauwd achterom. Zodra de auto dichtbij is, gebaart hij met beide armen dat hij kan passeren. ‘Vooruit nou, doorrijden.’ denkt Charl en dan slaat de schrik hem om het hart. Het is geen gewone automobilist, maar het is een politiewagen.

Meryem zit achter het stuur en rijdt langzaam weg bij de afgebrande boerderij. Gisteren, na het vertrek van de brandweer, moesten ze de rest van de dag de wacht houden. Forensische brandexperts waren de hele middag met onderzoek bezig waarbij al snel duidelijk werd dat er meer aan de hand was. Het pand wordt voorlopig continue bewaakt en vandaag was het de tweede dagdienst op rij voor Meryem en Raymond. Het was een lange saaie wacht en op het moment dat hun aflos op kwam dagen, waren ze blij dat ze naar huis konden. Nog even de wagen naar de garage brengen en dan hebben ze vierentwintig uur verlof. Raymond wrijft over zijn buik en zegt ‘Lekker eten zo dadelijk. Ik heb honger na zo’n lange dag.’ Meryem lacht een beetje schamper en zegt ‘Jij hebt altijd honger geloof ik.’ ‘Nou,’ bevestigd de hoofdagent, ‘vooral met die kou buiten dan lust ik we… Hooo… Wacht eens even, wat is hier aan de hand?’ Meryem heeft een abrupte stop gemaakt en in het licht van hun koplampen staat een man te gebaren dat ze over de andere weghelft door kunnen rijden terwijl achter de man een brommobiel stil staat. Meryem drukt op een knop op het dashboard waardoor het zwaailicht een kort signaal geeft. In het blauwe licht zien ze dat de man zich rot schrikt. ‘We gaan eens even polshoogte nemen.’ zegt Raymond. ‘Geef jij het door aan de meldkamer.’ Meryem drukt de spreeksleutel van de porto in terwijl Raymond zijn zaklantaarn pakt en rustig uitstapt.

Charl ziet de agent achter het stuur in de portofoon praten waarna die grote, die net uitgestapt is, zijn zicht verblind door met een lantaarn in zijn gezicht te schijnen. ‘Goedemiddag, wàt zijn we aan het doen?’ klinkt de zware stem van de agent. Charl krijgt even geen woord uit zijn keel. Hij kijkt om naar het autootje en ziet in het licht van de koplampen een wollen muts en een rode steek. Dan kijkt hij weer voor zich met zijn hand voor z’n ogen. ‘Pech,’ zegt hij, ‘hij start niet.’ en wijst daarbij naar het brommobiel. De agent loopt langs de auto naar het raampje van Vicky, wat nog open staat. Ze steekt haar hoofd naar buiten en zegt ‘Dag meneer, mijn autootje doet het niet.’ Ze kijkt hem met grote blauwe ogen aan en Raymond glimlacht even. ‘Dat is niet zo fijn mevrouw.’ Hij buigt zich even naar voren en ziet Prins Carnaval op de bijrijderstoel zitten. Hij kijkt Vicky weer aan en zegt ‘Jullie gaan een feestje bouwen zeker?’ ‘Jazeker meneer.’ Raymond loopt weer naar Charl waarbij hij dit keer de zaklantaarn laag houdt. Meryem is ondertussen ook uitgestapt en bekijkt de situatie van een afstandje. ‘Ik heb al geprobeerd hem aan te duwen, maar dat lukte me niet alleen.’ zegt Charl terwijl hij wanhopig zijn schouders ophaalt. Raymond maakt een gebaar naar de bijrijder en zegt ‘Kan die andere meneer dan niet meehelpen? Met twee man moet het wel lukken toch?’ Charl kijkt even naar het silhouet met steek en weet niet anders te zeggen dan ‘Die is lam.’ Raymond glimlacht en zegt ‘Zal ik dan maar even meehelpen, het is veel te koud om hier stil te staan.’ Charl knikt ongelovig en roept naar Vicky ‘We gaan samen duwen Vic!’ ‘Ok!’ antwoordt ze. Raymond roept vervolgens ‘Wel het contactslot aanzetten hè, anders start hij niet!’ Het blijft even stil, maar dan roept Vicky ‘O…, Ok!’ Beide mannen zetten hun handen tegen de achterkant van het brommobiel en beginnen te duwen. Het geheel komt al vlug op snelheid en na een meter of tien duikt de neus naar beneden als Vicky haar koppeling op laat komen. Op hetzelfde moment knettert de uitlaat en schiet het voertuig vooruit. Met een slinger komt het tot stilstand waarna uit het open raampje de autoradio op volle sterkte te horen is. De CD met carnavalskrakers is nog lang niet afgelopen. Raymond kijkt Charl even verbaasd aan en steekt dan beide handen omhoog tot borsthoogte waarna hij, op de maat van de muziek, al wiegend zijn wenkbrauwen omhoog trekt. Hij draait dansend een klein rondje op de plaats, geeft Charl een high five en loopt daarna terug naar zijn collega. Meryem ziet hem hoofdschuddend aan komen schuiven alsof Raymond in een éénpersoons polonaise loopt. Dan schuift hij weer op zijn plaats in de bijrijdersstoel en zegt ‘Kom Meryen, we gaan maar weer eens op huis aan.’ Meryem kijkt een paar tellen naar het brommobiel en de man op een fiets die al steppend het vehikel voorbij rijdt terwijl hij wild met een arm zwaait. Ze stapt weer achter het stuur en zegt ‘Ray, ik vertrouw het niet.’ Die schudt zijn hoofd. ‘Ach, kom op. We hebben die mensen even op weg geholpen.’ Meryem knijpt haar ogen tot spleetjes en tuit haar lippen. ‘Hm.’ bromt ze zacht en schakelt in, maar zet dan, met de knop, ook de zwaailichten weer aan. Met een flinke spurt schiet ze Vicky en Charl voorbij waarna ze vlak voor hen de weg blokkeert. Meryem reikt naar het dashboardkastje waar ze een zwart, gevuld foedraal uitpakt en stapt uit de wagen. Raymond heeft zich tijdens de hele manoeuvre vastgegrepen aan het handvat boven zijn portier en kijkt haar verbaasd na. Resoluut loopt ze op het autootje af waar Vicky met een wit weggetrokken gezicht achter het stuur zit. Meryem tikt op het raampje en gebaard dat Vicky het weer omlaag moet draaien. Zodra het raampje open is, draait Vicky, onder de donkere blik van de politieagente, de muziek helemaal uit zodat alleen het gesputter van de motor die stationair draait, is te horen. Vicky kijkt met grote ogen de agente aan en stottert ‘Sorry, ik kon er niets aan doen, hij…’ Meryem onderbreekt haar terwijl ze een klein zwart apparaatje uit de hoes trekt en voor het gezicht van Vicky houdt. ‘Blazen!’ zegt ze. ‘Ja maar…’ probeert die nog. ‘Diep inademen, mond om het buisje en dan zo lang mogelijk uitblazen.’ Vicky vult trillend haar longen waarna ze met bolle wangen zoveel mogelijk lucht in het pijpje blaast. ‘Doorgaan, doorgaan, blijven blazen!’ commandeert Meryem streng tot er een piepje klinkt. Terwijl Vicky haar mond hijgend van het apparaatje haalt, kijkt de agente met één opgetrokken wenkbrauw naar het display. ‘Hm, dat is de P van Prima, mevrouw.’ zegt ze. ‘Rij voorzichtig en een fijne avond nog.’ Vicky knikt en kijkt de agente na die terugloopt naar de politiewagen. Dan ziet ze Charl met zijn fiets aan de kant van de weg staan. Ze blijven elkaar aan kijken tot de zwaailichten uitgezet worden en de wagen weg rijdt. Dan tilt Vicky haar armen op en spant haar spierballen. Ze ziet Charl even met zijn hoofd schudden, alsof hij uit een droom ontwaakt, waarna hij een duim opsteekt en haar wenkt hem te volgen. Ze gaan eindelijk weer op weg naar de hoeve. 

Wordt vervolgd

5 comments on “Achterstallig onderhoud -18- Raymond

  1. Jeetje je weet het wel spannend te maken..ik dacht ,,nu zijn ze erbij’’ wat een geluk..ben toch wel heel benieuwd hoe dit af ga lopen.

  2. Zulke dingen zijn niet leuk.Kan je echt maar beter een bloemetjes gordijn zijn.En alle dagen lekker hangen in de zonneschijn. Ben benieuwd hoe het afloopt. Misschien nog een spoedoperatie bij het dieren ziekenhuis. Terwijl de oven op volle toeren brandt.Daag groeten van Ma.

Reageer