Het bluswater wat de straat op is gelopen, ligt als zwart ijs onder hun wagen. Ze hebben zojuist de nachtdienst afgelost en hebben orders om de ramptoeristen op afstand te houden. Raymond is hoofdagent en zit omgekeerd op de bijrijdersstoel. Vanuit zijn rugzak die op de achterbank ligt, haalt hij zijn eerste plastic zakje met daarin vier boterhammen met pindakaas. Hij checkt even of de andere drie zakjes niet klem zitten, want aan platgedrukt brood heeft hij een hekel. Meryem heeft één streep minder op haar schouders en zit achter het stuur. Ondanks de kou drukt ze het raamknopje, waarmee het bijrijdersraampje open gaat, heel even in voordat Raymond weer in zijn stoel is teruggekeerd. Zo snel lukt hem dat niet want onder zijn uniform zitten al heel wat platgedrukte calorietjes. Meryem moet altijd in zichzelf lachen als Ray weer eens op zit te scheppen over ‘Mijn dikke BMW.’ omdat zij dan in gedachten de W verwisseld voor een I. Ondertussen bekijkt ze de nieuwsgierige omstanders die geacht worden achter het rood-witte lint te blijven. Ze is zojuist al even uitgestapt om Meneer van Velzen voor de zoveelste keer te vragen afstand te houden. van Velzen is fotojournalist en staat bij iedere burenruzie, winkeldiefstal, gebroken been of, zoals vandaag, uitslaande brand vooraan. Met zijn kleine postuur weet hij al snel ergens binnen te glippen of onder het lint door te kruipen, maar zodra hij aangesproken wordt, heeft hij een grote mond voor tien. ‘Persvrijheid’ is het eerste waar hij over begint als hij weer eens teruggestuurd wordt. Vanochtend was het niet anders, maar Meryem luisterde niet eens en duwde de fotograaf over de ijslaag voor haar uit alsof ze achter een stoel leerde schaatsen. Raymond neemt inmiddels een eerste hap en zegt met smakkende volle mond ‘Het is zaterdag, dus het zal wel drukker worden zo dadelijk.’ Meryem knikt en stuurt nu ook haar raampje een stukje open in de hoop dat die vreselijke pindakaaslucht snel door de raampjes zal verdwijnen. IJdele hoop, weet ze, want ze heeft een aan zekerheid grenzend vermoeden waarmee de boterhammen in die overige zakjes besmeerd zijn.
Charl kijkt van een afstandje naar het nabluswerk van de brandweer. De nevel die van de brede waterstralen langzaam neerdaalt, heeft over de omgeving en de weg een dun laagje ijs gevormd. Dichterbij dan dit kan hij niet komen want over de weg is een rood-wit lint gespannen en op een afstandje zitten twee politieagenten in hun wagen de vroege sensatiezoekers te observeren. De jongen die naast hem staat, herkent Charl van de groentekraam. Dan is er een jong stel dat net op een scooter aan kwam rijden en een paar mensen die een stuk terug in een recreatiepark wonen. Dan is er een mannetje met een groot fototoestel om zijn nek en in de berm staat nog een kerel met een hondje. ‘Ja, ik ben geen sensatiezoeker hoor,’ hoort hij de man tegen die fotograaf zeggen, ‘maar ik liep hier toevallig mijn hond uit te laten.’ Het arme beestje staat te bibberen van de kou, maar zijn baasje wil blijkbaar nog niet weg. ‘Ik zal eens even een foto maken van de toegesnelde menigte.’ zegt de fotograaf en hij duikt onder de afzetting door. Hij loopt voorzichtig een paar passen richting de boerderij en draait zich dan om met zijn fototoestel in de aanslag. ‘Hier heb ik geen zin in.’ denkt Charl en hij draait zich op de gladde ondergrond zo snel mogelijk om. ‘Ik heb even genoeg gezien.’ Achter zich hoort hij een autoportier dicht slaan waarna een vrouwenstem luid en duidelijk zegt ‘Meneer van Velzen, u bent gewaarschuwd. Als u de afzetting blijft negeren dan zet ik u een tijdje naast mijn collega in de auto.’
Vicky is inmiddels aangekleed en zit met de sleutels van haar brommobiel in haar hand te wachten tot hij weer binnen komt. ‘Dat is fijn Vic, dat je me vandaag even brengt.’ Vicky knikt. ‘Ja, dan weet ik gelijk waar je werkt.’ Charl wijst even in de richting van de boerderij. ‘Daar is niet veel meer van over hoor.’ Hij denkt terug aan het rokende staketsel van zwartgeblakerde balken. De grote stalen garagedeur was schuin naar binnen gevallen, maar of die sportwagen er onder lag had hij van een afstand niet kunnen zien. Het woongedeelte leek nog redelijk intact te zijn, maar door al het bluswerk en de rookschade kon het weleens onbewoonbaar zijn geworden. Opeens dringt de absurde situatie tot hem door. Als hij Snorrowiets gewoon had laten liggen dan was de kerel, zonder aanwijzing dat hij vermoord was, met zijn boerderij en al in rook opgegaan. Nu moet hij alsnog een risicovolle opdracht uitvoeren om van die vent af te komen. Het zijn gelukkig dilemma’s waar zijn vrouw geen weet van heeft. Vicky kijkt hem bedachtzaam aan terwijl ze even met de sleutels achter op haar hoofd krabbelt. ‘Zou euh…’ Charl wacht even en vraagt dan ‘Wat lieffie?’ ‘Nou, die rotzak, zou die nog daar…’ Ze wijst nu ook naar de boerderij en haalt dan haar duim onder haar keel door terwijl ze haar tong aan één kant uit haar mond laat hangen. Onwillekeurig moet Charl even lachen terwijl er een koude rilling over zijn rug loopt. ‘Dus toch.’ denkt hij. Ze kijken elkaar even aan. Charl zegt niets, maar weet dat zijn lief in zijn ogen iets kan zien waar hij geen woorden aan hoeft te geven. Hij kan zijn verhaal vertellen, hij kan er een geheim bij creëren, hij kan doen alsof alles achter hen ligt. Maar omdat hij niets zegt, weet Vicky dat er nog iets is. Geen schuld of angst. In een reflex vergroten haar pupillen zich als ze beseft dat zij haar mannie moet helpen. Charl ziet dat de kleur in haar ogen, na de pupilvergroting, weer langzaam terugkeert wat betekend dat hij op haar kan vertrouwen. Door niets te zeggen, hebben ze elkaar volkomen begrepen.
‘Dit is toch jouw dorpje?’ vraagt Vicky als ze door de dorpskern langs het kerkje en het ronde pleintje met de muziekkapel rijden. Charl zet de radio weer even een stuk zachter want hij kan haar niet verstaan. Het getetter van die volkszanger met zijn gouden tand en de vragen van Vicky vormen één brij in zijn hoofd. ‘Hier kom jij toch vandaan?’ vraagt ze nu, terwijl ze automatisch alweer haar hand naar de volumeknop beweegt. Charl knikt en beperkt zich maar weer tot met duidelijke handgebaren kenbaar maken waar ze links of rechts moeten terwijl de brommobiel zich weer vult met galmende keelklanken. Wanneer dan de nieuwbouwwijk achter hen ligt, wordt de hoeve tegen de bosrand zichtbaar. Charl wijst nadrukkelijk naar het parkeerterreintje en haalt opgelucht adem als Vicky de brommobiel op een lege plek parkeert en de contactsleutel omdraait waarmee ze niet alleen de motor, maar ook de autoradio tot zwijgen brengt. Een brommobiel is maar een smal voertuig en als Vicky er alleen in zit heeft ze ruimte genoeg. Nu Charl het portier aan zijn kant open kan doen en zijn ledematen weer de vrijheid kan geven, heeft hij een extra reden om ook letterlijk weer opgelucht adem te kunnen halen. Hij pakt van onder de stoel het tasje met zijn lunchpakket en duikt dan nog even diep naar binnen om Vicky een kus te geven. ‘Dag lieffie, bedankt voor het brengen hoor.’ Vicky maakt al aanstalten om ook haar deur te openen en zegt ‘Maar ik mag toch wel even mee.’ Charl kijkt haar aan en zegt. ‘Morgen hebben we alle tijd. Dan laat ik je alles zien. Ok Vic?’ Ze kijkt hem even teleurgesteld aan maar knikt dan. ‘Kan je de weg terugvinden denk je?’ vraagt Charl. Vicky knikt nog een keer en zegt dan ‘Anders vraag ik het onderweg wel aan iemand.’ Direct daarop start ze de motor waarop haar favoriete zanger zich op een nogal overheersende manier met het gesprek bemoeit. Charl kust haar nogmaals en beweegt zich achteruit uit het koekblik. Hij sluit de deur waardoor het volume iets afneemt en zwaait Vicky uit terwijl ze met een peut gas het parkeerterrein verlaat en richting het dorp scheurt. ‘Onderweg vragen.’ denkt Charl. ‘Nou, succes.’
Wordt vervolgd
Hoe? Ik denk dat Vicky thuis gaat snuffelen.Groeten Ma.
Waar is dit dorp? Ik wil er wel eens een kijkje nemen met al die bijzondere mensen..
Kus
Wilco
Charl moet opschieten als hij in de laatste vijf afleveringen het lijk wil wegwerken..anders missen we dat ;))