Breedteschrijfsels I

Achterstallig onderhoud -4- Meneer Hé

Hij staat als bevroren. Hij voelt geen kou, ziet ook niets meer in het duister. Zelfs de Vlaamse reuzen achter hem in de schuur lijken hun adem in te houden en te luisteren naar het geruis wat in de verte verdwijnt. Het duurt even voor hij beseft wat hij zojuist heeft gezien. ‘Marie?’ prevelt hij zachtjes. Dan komen zijn voeten in beweging. Hij loopt langzaam naar het tuinhekje en kijkt dan voorzichtig om de hoek in de richting waar het licht is verdwenen. Hij zet een paar voorzichtige stappen op de weg terwijl zijn ogen op zoek gaan. In het donker is het ook hier moeilijk iets te onderscheiden. Zijn stappen worden steeds groter en sneller. Hij heeft al zeker twintig of dertig meter afgelegd als hij midden op de weg een zwarte vorm ziet. Iets wat daar niet thuis hoort. Even blijft hij staan en probeert te ontdekken wat hij nu precies ziet. Als hij het denkt te weten rent hij de laatste stappen naar het beest wat daar levenloos ligt. Zodra hij zijn handen over de vacht laat glijden, weet hij dat het Marietje is. Haar zachte bontjasje, dat mollige lijfje. Het ligt nu zo uitgestrekt en stil op het koude asfalt. Hij tilt haar voorzichtig op in de hoop dat ze misschien een teken van leven geeft, maar zelfs in dit donker weet en voelt hij dat het te laat is. Zo staat hij daar midden in de nacht met zijn doodgereden kat in zijn armen en weet hij opnieuw niet wat hij moet doen. Dan hoort hij iets verderop een zacht gezoem en een klik. Dat is bij de boerderij. Dat is waar gisteren die auto zonder licht wegreed. Die lage zwarte sportwagen. De schim die hij voorbij zag razen richting provinciale weg. Dat was dezelfde schim die zojuist, in omgekeerde richting, Marietje had vermoord. Charl komt in beweging. Met steeds grotere stappen gaat hij op weg naar de boerderij. ‘Hé!’ roept hij. ‘Héé, wacht eens even!’ In looppas heeft hij de paar honderd meter snel afgelegd. Wanneer hij bij de oprit aankomt gaat het asfalt over in een breed grindpad. En daar ziet hij in de gevel een groot, zwart, rechthoekig gat. Hierbuiten is het donker maar dat gat lijkt wel alle licht op te slokken. Een groot matzwart vlak waaruit niets kan ontsnappen. Hij zet nog een paar stappen dichterbij waarbij het grind onder zijn voeten knerpt. Dan roept hij nog een keer ‘Hé!’ Het blijft even stil, maar als vanuit het niets stapt plotseling een figuur vanuit het zwarte gat naar buiten. Hij steekt iets voor zich uit, maar in het donker kan Charl geen details ontdekken. Dan klinkt er een grommende lage stem ‘Meneer Hé voor jou. Wat mot je?’

Charl staat opnieuw aan de grond genageld. De man komt dreigend dichterbij en er is iets in zijn handen wat Charl angst inboezemt. ‘Nou, zeg op, wat doe je hier?’ Charl zet wat stappen achteruit waarbij hij weer asfalt onder zijn voeten voelt. Als hij nu weg zou rennen kan hij al snel in het donker verdwijnen. Weg bij die dreigende figuur. Maar als hij al de moed zou hebben om in het donker te verdwijnen, wordt hem dat nu nog moeilijker gemaakt. De man heeft ondertussen één van zijn handen in een jaszak gestoken en heeft daar blijkbaar een zaklamp gevonden die hij op Charl richt. Het gemene scherpe lampje doet hem nog een paar passen achteruit zetten waarbij hij de asfaltweg oversteekt en in de zachte berm terecht komt. ‘Jij hebt mijn poes doodgereden.’ zegt hij zacht. ‘Wat? Ik versta je niet. Trek je bek eens open man!’ snauwt de kerel. ‘Mijn kat, je hebt hem doodgereden!’ roept Charl nu. ‘Niks van gemerkt.’ zegt de kerel ruw. De man komt een paar stappen dichterbij waarbij hij Charl nog iets verder de berm in dwingt. ‘Dan moet je dat klotebeest maar binnen houden.’ Hierbij gebaart hij met zijn zaklamp in de richting van de poes in de armen van Charl. De man beschijnt Charl met zijn lamp van top tot teen en laat dan een schamper lachje horen. ‘Jij bent toch die mafkees die hier verderop woont? Wat heb je een mooie sloffen aan. Vind dat achterlijke wijf van je dat soms sexy?’ Charl slikt even iets weg en zegt dan ‘Vicky is niet achterlijk, dat mag je niet zeggen. Je moet je mond houden!’ De man zet nog een stap dichterbij en wijst dan met een kil zwart wapen op het hoofd van Charl. ‘Nee, jíj moet je mond houden.’ blaft de man hem toe. ‘Jij houdt je domme rotkop of ik schiet eerst die Cindy van je voor d’r dikke reet, daarna rij ik over alle katten heen die ik tegenkom en dan zoek ik jou op om je met die achterlijke tijgersloffen en al aan de varkens te voeren. Die vreten alles.’ Charl is radeloos en durft zich niet te bewegen. Hij staat daar in het gras en wacht tot het over is. ‘En nou, wegwee..grgrlgrl.’ Charl hoort de snauwend uitgesproken woorden overgaan in een gorgelend en stikkend keelgeluid. De zaklamp valt uit de handen van de man op de grond en blijft daar naar boven schijnend liggen. Charl kijkt er naar en begrijpt dan pas dat het geen zaklamp is maar een mobiele telefoon. Plat op het asfalt schijnt het licht omhoog en daar ziet hij de man achterovergebogen worstelen met een donkere gedaante die achter hem staat. Dan hoort Charl een bekende stem. ‘Vuile moordenaar!’ ‘……Vicky?’ roept hij zacht. ‘Vicky, kijk uit hij heeft een pistool!’ Op datzelfde moment hoort hij een krakend geluid. Hij moet denken aan de steel van de schep die afgelopen herfst afbrak. Die schep bleef na het kraken stil op de grond liggen, maar hier gebeurt van alles. Eerst ziet en hoort hij het wapen op de grond kletteren en dan zakken de benen van de man ineen. Tussen het naar adem snakkende geluid is een gesmoorde jammerklacht te horen. ‘Ik draai je kop eraf!’ kreunt Vicky. Charl zet snel een stap naar voren en geeft een schop tegen het wapen. Dat heeft hij Brigadier Wolfs uit Maastricht vaak genoeg zien doen op televisie. Dan bukt hij om de telefoon op te pakken waarmee hij vervolgens op de donkere kluwen snuivende, grommende en stikkende gedaanten schijnt.

Het eerste wat hij ziet is het verbeten gezicht van zijn vrouw. Ze staat achter de man en heeft één arm om zijn nek geslagen. In het rode hoofd van de man ziet hij de ogen omhoog draaien terwijl zijn dunne witte tongetje als een zeemlap uit zijn mond hangt. ‘Vicky stop! Je vermoordt hem!’ Vicky hoort hem niet of doet net alsof en lijkt met nog meer kracht het hoofd te omknellen. ‘Tik dan! Drie tellen!’ roept hij naar de man, maar nu ziet hij dat de andere hand van Vicky zijn pols heeft gepakt. Het zijn twee armen, twee polsen en twee handen, maar ergens klopt er iets niet met de natuurlijke houding. Waar de onderarm van de man over hoort te gaan in de pols is een scherpe hoek zichtbaar. Het handje van de man komt bleek en slap tevoorschijn uit de bankschroef van Vicky’s knuist. ‘Daar kan hij niet meer mee afkloppen.’ schiet het door Charl heen. In het licht van het mobieltje ziet hij plotseling de vechtlust uit de man verdwijnen. Alles wat nog enigszins verweer bood, wijst nu naar het asfalt. De voeten liggen zijwaarts gedraaid, de benen hangen in een slap boogje naar beneden net als de arm waarmee hij zojuist nog Vicky’s wurgende greep probeerde los te trekken. Zelfs zijn arrogante kop laat een wezenloze grimas zien. ‘Laat maar los Vicky, laat hem maar los.’ zegt Charl zacht. Vicky staat nog even met het lichaam in haar sterke armen en laat het dan opeens vallen. Als een zoutzak ploft het op het asfalt waarbij de schedel, met een harde snok, het geluid van een knappende kokosnoot in een bankschroef nadoet.

Ze kijken elkaar aan in het licht van het mobieltje. Dan stapt Vicky over het lichaam van de man en komt naar Charl toe. Ze neemt de poes van hem over en wiegt het arme beestje in haar armen. Diezelfde armen die zojuist een mens hebben gewurgd, dragen nu Marietje vol tederheid. Charl staat er bij en aait de poes over haar kopje. ‘Wat nu?’ vraagt hij. ‘Wat moeten we doen?’ Vicky kijkt hem aan. ‘Een mooi plekje in de tuin zoeken.’ zegt ze. ‘Hè, nee joh!’ Charl kijkt haar vol verbazing aan. ‘Ik ga die vent toch niet in onze tuin begraven.’ Vicky kijkt hem aan, dan kijkt ze naar het lichaam op de grond, vervolgens naar de poes in haar armen en daarna weer naar Charl. ‘Heb ik dat gedaan?’ vraagt ze met trillende stem. Charl weet even niet meer wat hij moet zeggen. Hij kijkt naar de overkant van de weg waar nog altijd het zwarte rechthoekige gat te zien is. In zijn hoofd ontstaat er een verhaal.

Wordt vervolgd

3 comments on “Achterstallig onderhoud -4- Meneer Hé

  1. Wauw! Nu wordt het pas echt spannend..ben zeer benieuwd hoe Charl en Vicky dit gaan oplossen of ze de waarheid gaan vertellen of zich flink in de nesten gaan werken.SPANNEND!!!

Reageer