‘Marie? Kom!’ Met een klakkende tong probeert Charl een van de schaduwen daarbuiten in beweging te krijgen. Maar alles blijft doodstil en onbeweeglijk. ‘TjikTjik’ doet zijn tong. ‘Kom dan!’ Als ze niet op komt dagen loopt hij naar de keuken om de kattensnoepjes te pakken. Met de deur op een kier rammelt hij wat met het doosje, maar nog altijd komt het beestje niet terug. ‘Waar zou ze nou zitten?’ denkt hij en dan besluit hij zijn jas aan te doen om eens te gaan zoeken. ‘Nu het zo koud wordt, kan ze toch niet de hele nacht buiten blijven.’ Charl doet zijn tuinlaarzen aan. Die staan nog naast de deur. Eenmaal buiten roept hij zacht haar naam. ‘MarrieMarrieMarrie, TjikTjikTjik.’ Charl loopt met opgetrokken schouders en hoog opgezette kraag door het tuintje. Dan komt hij bij de weg die verder de polder in loopt. In de zomer wanneer de kikkers brullen is Marie vaak bij de waterplassen te vinden. Maar nu de winter is aangebroken, heeft ze daar niets te zoeken. Ze is al een paar nachten niet meer buiten geweest en uitgerekend nu de vorst invalt, gaat ze de hort op. Toch twijfelt hij even. Hij had beter het bakje snoepjes mee kunnen nemen om haar daarmee te lokken. Hij hoort iets. Eerst een zachte tik en dan een zoemend geluid. Het lijkt bij de oude boerderij vandaan te komen die een paar honderd meter verderop langs de weg ligt en die lange tijd leeg heeft gestaan. De laatste maanden stond er wel eens een busje met witte nummerplaten op het erf geparkeerd, maar verder was er geen leven te bespeuren. Charl stapt de weg op om te zien wat het geluid kan zijn. Zo laat op de avond is het overal stil en in de koude winternacht dragen geluiden ver. Dan hoort hij geknerp van grind en ziet hij vanaf het erf een lage zwarte schim tevoorschijn komen. Het lijkt wel of er een auto de weg opdraait, maar zodra het knerpen is opgehouden is er geen geluid meer te horen. Ja toch, een licht gezoem zwelt aan en tot zijn schrik ziet hij dat de geruisloze schim zijn kant op komt. Nu ziet Charl dat het een lage sportwagen is die zonder licht op hem af stormt. Het gezoem wordt iets luider, maar lijkt niet bij de hoge snelheid te horen waar de wagen mee voortraast. Charl haast zich naar de kant van de weg en net als hij zijn tuinhekje binnenstapt, scheurt de wagen achter hem voorbij. ‘Godsamme, achterlijke idioot!’ gromt hij. Maar hij heeft meteen spijt van die woorden. Hoe vaak zijn Vicky en hij niet zo genoemd. Mensen zeggen vaak dingen waar ze niet bij nadenken, maar dit is toch te gek voor woorden. Terwijl zijn hart nog in de keel klopt, zet hij voorzichtig een stapje buiten het tuinhek. De weg in de richting van de boerderij is verlaten en bij de boerderij zelf is het donker en stil. Dan kijkt hij de weg af waar de auto is gebleven. De provinciale weg ligt iets verderop en nu ziet hij opeens, wel een kilometer verder, dat daar de lichten van een snel rijdende auto aangaan. Hij schudt zijn hoofd en denkt dan opeens weer aan Marie. ‘Waar is dat beestje toch?’ Als hij de tuin inloopt, ziet hij in de vlek licht, die door de ruit in de achterdeur op het plaatsje valt, iets bewegen. ‘Zou ze ook geschrokken zijn van die langsrazende aso?’ denkt hij. Zodra hij bij de deur komt, miauwt de poes kort en geeft ze hem een kopje tegen zijn scheenbeen. Hij doet snel de deur open terwijl hij over haar kopje aait en dan schiet ze naar binnen. ‘We zijn weer thuis.’ zegt Charl zacht en gaat op weg naar de keuken om Marietje wat snoepjes te geven.
Charl poetst zijn tanden en schuift dan aan zijn kant van het tweepersoonsbed. Vicky slaapt al. Die gaat liggen en ze slaapt. Dat snapt Charl wel, want morgenochtend moet ze er weer vroeg uit om op tijd op de boerderij te zijn. ‘Het was weer eens hard werken vandaag.’ zegt Vicky elke dag als ze thuis komt. Dan gaan ze aan de eettafel zitten en zet Charl de maaltijd op tafel. Sinds hij niet meer in de werkplaats werkt, heeft hij alle tijd voor het huishouden. Hij vond het dozen vouwen en etiketten plakken op allerlei flessen en tubes helemaal niet vervelend, maar nu hij de hele dag thuis is, heeft hij het ook prima naar zijn zin. Naast alle standaard karweitjes zoals een wasje draaien en afwassen, heeft hij een vaste volgorde om het huis schoon te houden. Iedere dag doet hij iets. Op maandag stofzuigt hij het hele huis. Op dinsdag geeft hij alle plantjes water. De ene woensdag zeemt hij de ramen en de andere woensdag boent hij de keuken, de wc en de douche. Het konijnenhok in de schuur maakt hij iedere donderdag schoon en op vrijdagochtend is het altijd markt op het dorpsplein. Met wat boodschappen uit de kleine buurtsuper en verse groenten en brood van de markt kunnen Vicky en hij weer de hele week vooruit. ’s Middags verschoont hij dan het beddengoed zodat ze ’s avonds in een lekker fris bed kunnen gaan slapen. ‘Het ruikt zo lekker’ zegt Vicky iedere week weer als ze naast hem in bed ligt. Soms schuift ze naar hem toe om hem te zoenen. Dat vindt hij wel lief, maar omdat ze op haar zij ligt, loopt er dan een heel dun straaltje kwijl over haar wang. ‘Mijn schone kussen.’ denkt hij dan altijd. ‘Nog even niet vies maken.’ Soms zit Marietje naast het bed te wachten dus als hij dan ongemerkt met zijn vingers op het dekbed trommelt, springt ze op bed. Vicky en hij aaien het lieve beestje die spinnend tussen hen in een paar rondjes draait tot ze in slaap valt. Dat hij dan in de ochtend een klein handje kattenharen van het dekbed af moet vegen vindt hij niet zo erg. Marie mag alles. Het kleine katje is nu al een paar jaar bij hen. Het is een lapjespoes. Een lief klein dikkertje. Iedere ochtend bedelt ze om een broodkorstje met pindakaas, van het bord van Vicky. Als dat op is drinkt Marie wat water uit haar drinkbakje en pas daarna eet ze een paar harde brokjes. Als Vicky dan de deur uit gaat, rent het beestje de trap op om nog even naast Charl te gaan liggen slapen. Wanneer hij er dan uit gaat, stuurt hij haar de slaapkamer uit. ‘Hup hup, ga maar weer lekker naar buiten.’ Na zijn ontbijt kijkt Charl altijd even in de schuur bij de konijnen. In twee aparte hokken heeft hij daar twee Vlaamse reuzen. Iedere ochtend vult hij hun voer en water bij en snijdt hij wat bladeren van een stronk andijvie voor ze af. Daar vallen de konijnen meteen op aan.
Zo leven Charl, Vicky, Marietje en twee Vlaamse reuzen in hun huisje in de polder. Ze hebben het niet breed, maar met de uitkering van Charl en het werken op de zorgboerderij van Vicky kunnen ze prima leven.
Wordt vervolgd
Weer zo’n heerlijk relaxed verhaal..uit het leven gegrepen.
Kan er niet genoeg van krijgen..TOP
Prettig kennis te maken!
Kus
Wilco