Breedteschrijfsels I

De Stroom -10- Het vallende Tij

3e Couplet – vervolg

Jin is de volgende ochtend vroeg op en besluit naar het ziekenhuis te gaan. Hij heeft de avond ervoor overwogen om het telefoonnummer op de achterkant van de folder te bellen. Toch wil hij eerst weten hoe het met meneer Theo is, voordat hij de jongeman belt. Misschien weet die nog van niets en is het beter dat Jin de laatste stand van zaken kan vertellen. Wanneer hij voor de grote schuifdeur staat, die toegang geeft tot de entreehal, gaat deze niet open. Jin tuurt door het glas naar binnen en ziet de balie waar normaal gesproken de medewerkers zitten die je alles kunnen vertellen over de verschillende afdelingen, wachtkamers en kamernummers van binnengebrachte patiënten. Maar het ziekenhuis is zo vroeg op de ochtend nog gesloten. Dan ziet hij op een van de bankjes rond een koffietafel iets bewegen. Een oud vrouwtje met een doek om haar schouders kijkt hem aan. Hij zwaait even en ze steekt langzaam een wuivende hand in de lucht. Dan spreidt Jin zijn armen en haalt zijn schouders op. De vrouw kijkt hem verbaasd aan en wijst dan naar de koffiemachine achter haar. Jin kijkt nu op zijn beurt verbaasd en schudt zijn hoofd. ‘Ik,’ mimede hij, met een vinger op zijn borstkas, ‘naar binnen.’ terwijl hij driftig naar de balie wijst. De vrouw kijkt hem verontwaardigd aan en wijst nu met haar vinger naar haar eigen borst. ‘Ik, naar buiten!’ roept ze geluidloos, terwijl ze wild naar de schuifdeur gebaart. Jin schudt zijn hoofd en zet een stapje achteruit. De massieve pui is onverbiddelijk. Zolang de bezoekuren niet zijn aangebroken komt hij hier niet binnen. Dan valt zijn oog op een, aan de binnenkant van het glas geplakt, A4’tje. “SEH” staat er met hoofdletters en daaronder een dikke pijl die naar links wijst. Hij volgt de aangegeven richting en ziet vijftig meter verderop de stoep verlicht worden door een schijnsel dat vanuit het gebouw lijkt te komen. Hoort dat ook bij het ziekenhuis? Jin besluit te gaan kijken welke afdeling op dit vroege uur wel open zou kunnen zijn.

Zodra hij de lichtbron nadert, ziet hij een kleine terugwijkende nis waar een enkelvoudige schuifdeur de toegang vormt. Binnen is een kleine hal waar wat rechte rijen stoelen tegen de muren staan. Recht tegenover de schuifdeur, die overigens ook al niet in beweging komt als hij ervoor staat, bevindt zich een loket waar een jongedame in verpleegstersuniform hem vragend aankijkt. Jin gebaart dat hij naar binnen wil. De dame drukt onmerkbaar op een knop want plotseling schuift de glazen deur opzij. Hij voelt de warmte van de ruimte naar buiten stromen en geniet even van deze doorbraak in zijn zoektocht naar meneer Theo. ‘Komt u maar binnen.’ zegt de dame achter het loket. Jin loopt tot aan het glazen scherm en vraagt dan ‘Kunt u mij helpen  iemand te vinden? Een man die hier in het ziekenhuis ligt.’ ‘Nou, dan bent u aangewezen op de bezoekuren, want dit is de spoedeisende hulp meneer.’ ‘Maar, de meneer is gisteravond met spoed in de ziekenwagen hierheen gebracht. Ik had hem gevonden en nu wil ik graag weten hoe het met hem is. Ik maak me zorgen.’ De verpleegster kijkt hem even schuin aan en vraagt dan ‘Hoe laat is die meneer ongeveer binnengebracht?’ ‘Dat zal tegen zes uur zijn geweest. Zijn naam is Theo.’ Ze tikt snel wat toetsen in en bekijkt het grote scherm van haar computer. ‘Ja, ik heb hier wat.’ en vervolgens kijkt ze Jin strak aan. ‘Op welk adres is die meneer onwel geworden?’ Hij noemt de straatnaam en het huisnummer, waarna ze bevestigend knikt. Dan leest ze verder op haar scherm. Heel even kijkt ze, vanonder haar wenkbrauwen, naar Jin en dan roept ze door een deuropening achter haar rug ‘Liesbeth, kom even alsjeblieft.’ Tegen Jin zegt ze ‘Komt u maar verder, dan kunt u even zitten.’ Opnieuw drukt ze onmerkbaar op een knopje, want nu zwaait het grote paneel wat zich naast het loket bevindt naar binnen open. Hierdoor wordt een gang zichtbaar die dieper het gebouw in leidt. Jin zet voorzichtig een paar stappen en wordt dan begroet door een oudere vrouw die zich voorstelt als Liesbeth. Ze neemt hem mee naar de eerste open ruimte aan de linkerkant. Daar staan twee stoelen, een lege behandeltafel, wat verrijdbare ladekastjes en in de hoek een wit keukenblok met wastafel en verschillende dozen met dunne handschoentjes, watten, pleisters en verband. Jin kijkt even verontrust om zich heen, terwijl hij plaats neemt op een van de stoelen. ‘Wacht u hier maar even, ik kom zo direct bij u terug.’ Dan is hij alleen. De steriele lucht die naar schoonmaakmiddel en alcohol ruikt veroorzaakt een kriebel in zijn neus en keel. Hij verlangt naar de hete keuken, waar met vuur en stoom de pannen worden verhit. Waar vet, saus en kokende waterspetters moeten worden getrotseerd om tussen alle behendige koks en hulpjes de juiste gerechten te verzamelen. In de gevaarlijk keuken is Jin in zijn element, maar hier in deze veilige ruimte, waar iedere denkbare hulp kan worden geboden, voelt hij zich onzeker.

Opeens stapt Liesbeth weer de kamer binnen en gaat op de stoel naast hem zitten. ‘U komt voor Theo zegt u?’ Hij knikt alleen even licht met zijn hoofd. ‘Bent u familie of bevriend met hem?’ Jin schudt bijna onmerkbaar en zegt dan ‘Theo is een klant, ik heb de politie gewaarschuwd en toen…’ Liesbeth knikt begrijpend, maar in haar ogen ziet hij al de onheilstijding die ze hem gaat vertellen. In korte zinnen herhaalt ze wat er in de rapportage van gisteravond op het scherm van haar collega te lezen was. ‘Meneer kwam binnen nadat hij door de ambulance broeders met succes was gereanimeerd. Eenmaal op de afdeling werd hij overgedragen naar een van onze bedden en toen kreeg hij een tweede infarct. We hebben alles geprobeerd, maar konden niets meer voor hem betekenen. Meneer is gisteravond om half zeven overleden. Het spijt me u dit nieuws te moeten vertellen.’ Jin sluit zijn ogen en weet even niet wat te denken. ‘Wilt u misschien iets drinken?’ Opnieuw schudt hij bijna onmerkbaar zijn hoofd. Hij haalt diep adem, kijkt de mevrouw aan en zegt ‘Dankuwel voor uw hulp. Ik moet nu gaan.’ Liesbeth vraagt of hij niet even wil blijven zitten, dan haalt ze koffie of thee voor hem. Maar Jin geeft haar een hand en loopt dan de ruimte uit. Opnieuw staat hij voor een gesloten deur. Achter hem komt Liesbeth de gang in en zij drukt op een grote knop die een paar meter terug in de gang op de muur is geplaatst. Hij moet snel een stapje achteruit zetten om de naar binnen zwaaiende deur niet in zijn gezicht te krijgen. ‘Pas op!’ roept de vrouw, maar Jin is snel en behendig. Dan loopt hij door de wachtkamer naar de buitendeur die nu wel automatisch voor hem opent. Op de stoep draait hij zich om en kijkt nog even naar het loket. Hij steekt zijn hand op en zegt zacht ‘Dankuwel.’ Hij ziet de twee vrouwen hun hand opsteken en vriendelijk knikken. Dan schuift de buitendeur dicht en is hij door de vele lagen glas gescheiden van de hulpvaardige verpleegsters. Jin loopt naar het parkeerterrein en weet nu wat hem te doen staat.

Jarno snapt nog steeds niet alle informatie die hem in dit bizarre telefoongesprek wordt verteld, maar de serieuze stem van de man aan de andere kant van de lijn en het feit dat er gezegd wordt dat Theo dood is…’ Jarno blijft even stil. Het is alsof de grond omhoog komt. Onder een diepe laag water rijst het donkere, koude slik opeens op. Het is niet het water dat tot eb wegvloeit, maar de zwarte aarde die tot boven de waterspiegel een massieve vloed vormt. ‘Waarom weet u mij te vertellen dat Theo overleden is?’ Dat wil hij begrijpen. ‘Waarom belt uitgerekend Paradise Garden hem op met deze schokkende informatie over de enige vriend die hij de laatste jaren heeft gemaakt?’ ‘Gisteravond ging ik nasi en loempia’s bezorgen bij uw huis op nummer 54 en toen werd er niet opengedaan. Ik keek naar binnen en zag meneer Theo op de bank liggen. Hij lag zo stil. Toen heb ik de politie gebeld.’ ‘Ach.’ zegt Jarno, die er iets van begint te snappen. Het weggedrongen vloeibare leven stroomt naar diepe stilstaande krochten waar de maan haar aantrekkingskracht verliest. ‘Arme Theo.’ ‘Nummer 54 is niet mijn huis, maar dat van hem. Ik was de vorige keer daar op bezoek.’ ‘O, dat spijt mij, ik bel u omdat ik dacht dat meneer Theo bij u in huis was.’ zegt Jin Pan. ‘Maar, misschien komt u nu weer op bezoek?’ vraagt hij, op een wat bedeesde toon. Jarno knikt zwijgend. Hij bedankt de meneer van het restaurant voor alle moeite, waarna hij afscheid neemt en de verbinding verbreekt. Elk drijvend blaadje, ieder zwemmend visje of zwevend deeltje wordt als bezinksel achtergelaten op de drooggestegen aarde. Stikkend, verdrogend en verteerd zal het in de grond verdwijnen. Zal het tot grond worden. ‘Theo is dood.’ denkt hij hardop. Het tij is gevallen. 

3e Couplet wordt vervolgd

2 comments on “De Stroom -10- Het vallende Tij

Reageer