3e Couplet – vervolg

Harder dan dit vaart Petrus niet. Vol gas en dan toch maar met een maximale snelheid van misschien twaalf of dertien kilometer per uur vooruitkomen. Op de dijk naast het water ziet Jarno regelmatig een fietser die hem inhaalt. Waar hij normaal gesproken houdt van het trage tempo, zou hij nu wensen dat hij eens flink vaart kon maken. Toch beseft Jarno ook dat er niemand meer te redden valt. Zijn oude vriend is overleden en het enige wat hij nog kan doen is zorgen dat hij zo snel mogelijk in zijn oude woonplaats terug keert. Hij heeft het met Theo niet over familie gehad, maar hij hoopt ze te ontmoeten en in ieder geval op tijd te zijn voor de begrafenis.

Het brede water van de meren zorgt ervoor dat hij een kaarsrechte koers kan varen. Sneller van punt a naar punt b is niet mogelijk. Toch weet hij ook dat de rest van het traject via vele smalle en kronkelende vaarwegen moet worden voltooid. Brandstof heeft hij in ieder geval voldoende voor de komende dagen. Zo laat in het seizoen draaien de bruggen en sluizen echter veel minder uren dan in de zomer. Aan het eind van de middag is hij de laatste grote brug over het water gepasseerd en koerst hij op de oude vestingstad af die voor het bootverkeer de toegang vormt naar het achterliggende rivierenland. De hoge, oude sluisdeuren zijn ondanks de invallende schemering vanaf een afstand te zien. Ook het rode licht, wat aangeeft dat invaren niet mogelijk is, schijnt helder over het water. Jarno neemt wat gas terug. Zou het kunnen dat er nog een laatste schutting wordt gedaan. Dan ziet hij de twee deuren van elkaar wijken en het duurt niet lang of twee kleine zalmschouwen varen achter elkaar de sluis uit. Jarno maakt alvast meer snelheid in de hoop dat de sluiswachter hem nog binnenlaat. Het rode licht blijft echter branden en tot zijn schrik ziet hij de deuren weer langzaam in beweging komen. De sluis gaat sluiten en hij zal hier buiten de nacht moeten doorbrengen. Een afmeerplek is zo gevonden, maar hij vindt het zonde van de tijd die verloren gaat. Nog een uur of drie varen brengt hem tot net voor de grote stad. Daarvandaan zou hij morgen, met een beetje geluk, zijn thuishaven kunnen bereiken. Hij neemt wat gas terug en groet met opgestoken hand de vissers die hem nu aan bakboord passeren. De voorste groet terug, maar als de tweede passeert duikt de man even weg. Toch is hij even snel weer terug en zet iets aan zijn mond. Een luide toon schalt over het water. Jarno schrikt er een beetje van en kijkt beduusd de schouw na. De man die op zijn hoorn blies, zwaait nu met een soort wegwerpgebaar alsof hij wil zeggen dat Jarno moet doorvaren. Hierop kijkt hij voor zich en ziet nog net het rode licht naar groen verspringen terwijl de sluisdeuren weer openzwaaien. Zijn hart springt op van blijdschap nu hij weet dat het hem toch zal lukken om de avond nog verder te varen. Hij zwaait uitbundig naar de vissers die al lang niet meer achterom kijken.

Zodra hij tussen de hoge muren van de sluis een touw om een bolder slaat en zijn motor uitzet, hoort hij een stem boven zich. ‘Ik zag je niet aankomen beste man, anders had ik wel even gewacht.’ Jarno kijkt omhoog en ziet een grote kerel met een blauwe schipperstrui op de sluiskade staan. ‘Wat ben ik blij dat u me toch nog binnenliet.’ ‘Ja, het is dat Adrie, die ouwe peurder, me nog even een seintje gaf, anders had ik nu op de fiets naar het café gezeten.’ De man lacht luid en loopt dan naar het bedieningspaneel aan het einde van de kade. Na de nodige handelingen ligt Petrus even later bijna een meter hoger aan de kade. Na een laatste druk op een knop gaan de deuren aan het eind van de sluis open. Hier begint de meanderende rivier die Jarno in een rustig tempo gaat bevaren. Hij steekt zijn hand op naar de sluiswachter ‘Hartelijk dank voor uw geduld!’ roept hij. ‘Behouden vaart!’ antwoordt de man. De boot vaart de sluis uit en als Jarno achteromkijkt ziet hij dat de deuren alweer bijna dicht zijn, terwijl de sluiswachter vanaf zijn fietszadel de laatste schutting van deze dag voltooid.

Na het onstuimige meer is het water hier als een spiegel. De eerste kilometer blijkt het riviertje tot een kaarsrechte vaart gevormd te zijn die het stadje als een liniaal doorsnijdt. Het avondlicht en de nu windstille hemel wekken de illusie dat de beweging wordt omgekeerd. Het is of de huizen weerszijden voorbijschuiven. De hele straat is op weg naar het meer en Petrus ligt stil midden op de vaart. Een paar minuten later doemt er in de invallende schemering een uithangbord op “Don Quichot – Eetcafé”. Jarno aarzelt geen moment en stuurt de boot naar de kant, waar hij hem met een touw en enkele ferme knopen vastlegt. Nu de grootste hindernis genomen is en hij sowieso nog uren door kan varen tot de volgende brug, merkt hij hoe hongerig hij is geworden. De lange dag op het water, waarbij hij vrijwel geen tijd heeft genomen om iets te eten klaar te maken, heeft hem behoorlijk afgemat. Zodoende stapt hij vol verwachting het café binnen. ‘Kijk eens wie we daar hebben, de schipper van Petrus!’ Hij kijkt verbaasd op en ziet dan de sluiswachter aan de toog staan. ‘Had je daarom zo’n haast om te schutten?’ vraagt de man lachend. Jarno lacht met hem mee en ploft ondertussen op een stoel bij een leeg tafeltje. ‘Man, ik moet eerst even iets eten hoor, maar kan ik u misschien iets te drinken aanbieden?’ Even later zit Jarno aan een dubbeldikke bruine boterham met twee platgedrukte kroketten ertussen. Met een flinke klodder mosterd op zijn linkerwang steekt hij zijn duim op naar de sluiswachter die net een flinke slok van zijn gratis borrel neemt. Het is nog een avond en een hele dag varen naar zijn geboortestad, maar hier voelt Jarno zich thuis. Dan denkt hij weer aan de reden waarom hij hier is beland. Kon hij Theo maar een borrel aanbieden. Die had zich hier ook thuis gevoeld, dat weet Jarno zeker.

3e Couplet wordt vervolgd

3 comments on “De Stroom -11- Schutten

  1. Wat eerst allemaal zo relaxed was is nu wat haastig geworden om op tijd bij Theo te zijn en afscheid van hem te kunnen nemen. 🙁

Reageer