De winter sluimert nog enige tijd door, waardoor de werkzaamheden in de tuin bij de inmiddels ingetrokken buren Hennie en Johan wat stil zijn komen te liggen. Uit mijn badkamerraam zie ik vele vierkante meters zand, waar bij buurman Theo de vele mooie heesters al voorzichtig in de knop hadden gestaan. De groene vingers van mijn nieuwe buren lijken zich te beperken tot een bloemetje op tafel. Het wordt hoog tijd dat de bloesem zich gaat openbaren. Over twee weken zal dan eindelijk de eerste sessie plaatsvinden. Regelmatig doemen in mijn dromen allerlei scenario’s op wat er allemaal mis kan gaan, maar ik heb het volste vertrouwen dat ik deze zomer mijn stoere en toch smaakvolle verfraaiing van mijn bovenlijf kan tonen aan wie het maar wil zien. Mijn broer, mijn collega’s en mijn nieuwe buurtjes.
Een week voor T-Day breekt plotseling de lente aan. Ik werk in mijn tuintje, plant wat eenjarige bloeiers en haal de houten tafel weer uit de schuur. Op mijn vrije dagen zit ik heerlijk buiten om te lunchen of wat te lezen. Daarbij probeer ik mijn huid niet te veel in de zon te laten bruinen. Mogelijk zorgt een verkleurde, of in het ergste geval een verbrande huid voor bepaalde restricties wanneer Peter aan het werk moet op mijn velletje. Een dicht geweven overhemd met lange mouwen zorgt voor weinig verkoeling, maar even afzien en transpireren neem ik in dit stadium voor lief. Buurman Johan is met het mooie weer ook regelmatig in zijn tuin bezig. De zandvlakte is al grotendeels bedekt met spierwitte gewassen grindtegels. Iedere beplant-ing in de vorm van een plantje, struik of heg is ruw uit de grond getrokken, waarna de kale vlakte weer netjes wordt omgetoverd tot een, tja, een kale vlakte. Het zwoegen in de lentezon doet Johan regelmatig verzuchten, waardoor ik op een gegeven moment besluit hem een koele vloeibare versnapering aan te bieden. Uit mijn koelkast pak ik twee flesjes bier die ik eigenhandig de dop afdraai. Terwijl ik naar de schutting loop, roep ik naar Johan ‘Trek in een biertje buurman?’ Het blijft even stil, maar dan hoor ik hem zeggen ‘Nou, dat gaat er wel ik denk ik.’ en prompt zie ik boven de houten schuttingdelen een hand verschijnen. Ik loop naar het lichaamsdeel en stop daar één van de flesjes in, waarna het zich snel om het glas sluit. Johan neemt eerst een duidelijk hoorbare slok, vervolgens zucht hij diep en dan vraagt hij ‘Zullen we even bijpraten, dan kan je gelijk zien hoe netjes het hier wordt.’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘dat is goed. Ik loop even om.’ Met biertje en dichtgeknoopt overhemd loop ik via de achter het huis gelegen brandgang naar de poortdeur van Johan. Ik open deze en loop door de laatste meters zand naar de witte steenvlakte waar Johan op me staat te wachten. Maar, mijn voeten weigeren langer dienst. In een bevroren houding sta ik daar, op die zonovergoten achterplaats en het is alsof ik het voorjaar zie. Mijn bedoeling was om even te klinken met onze flessen, deze leeg te drinken en daarna weer huiswaarts te keren. Maar de aanblik van de wit schitterende betonnen woestijn waar zich een oase heeft ontsproten doet mij duizelen. Is het een luchtspiegeling of zie ik nu echt onverwacht een prachtig vertakte boom in volle bloei? Op dat moment kom ik in beweging en loop op Johan af. In plaats van te proosten maak ik een omtrekkende beweging, waarbij ik hem zorgvuldig observeer. Ik check de vorm, de details en de uitvoering. Johan draait langzaam met me mee, waardoor het mij net niet lukt om zijn rug volledig in beeld te krijgen. Ik versnel mijn pas, maar ook hier anticipeert buurman op, door nog iets sneller om zijn as te draaien. Als een maan rond een planeet suis ik door het universum. Ik vermoed dat deze constellatie van hemellichamen al snel aan het eind van zijn levenscyclus komt en besluit om plotsklaps de tegengestelde richting te kiezen. De warmte, het biertje en een evenwichtsorgaan uit balans zorgen ervoor dat ik, na mijn ommekeer, binnen twee tellen op handen en voeten op de pas gelegde gewassen grindtegels beland. Johan tolt nog wat na, maar houdt zich zo te zien stevig vast aan zijn bierfles, waardoor hij de dans beëindigt door wijdbeens tegenover me tot stilstand te komen. Zijn ogen kijken me hogelijk verbaasd aan. Vanuit mijn lage stabiele positie laat ik mijn blik nogmaals over de armen en schouders van mijn buurman dwalen. Vanwege de zomerse temperaturen heeft Johan tijdens zijn werkzaamheden zijn bovenkleding uitgetrokken, zodat hij daar met ontbloot bovenlijf tegenover me staat. Vanaf zijn linker pols kringelt een gebogen lijn naar zijn schouder. De lijn vertakt vele malen en op elk twijgje nemen de bloeiende knopjes toe, tot er op de schouder een volle bloesem te aanschouwen is. Vanaf zijn rechterschouder is een spiegelbeeld te zien van dezelfde bloemen en twijgen die tot aan zijn pols reiken. Ik geloof mijn ogen niet, maar ik moet toegeven dat mijn buurman de tattoo heeft zoals die, in een parallel universum, op mijn keukentafel ligt te wachten om mij overmorgen te omhelzen en haar afdruk voor eeuwig achter te laten op mijn huid. Ik schud mijn hoofd en krabbel op. ‘Sorry, buurman,’ stamel ik, ‘dat biertje valt me niet zo lekker geloof ik.’ Buurman zegt niet zo veel, maar kijkt me inmiddels argwanend aan. ‘Ik euh, ga maar weer eens naar hiernaast.’ Johan wacht heel even, doet zijn mond open om wat te zeggen ‘…’, maar doet hem na een korte monoloog interieur weer dicht. Zonder zijn ogen van mij af te halen brengt hij het flesje onder zijn neus en ruikt voorzichtig aan de opening. Dan zet hij aarzelend een kleine pas in mijn richting en buigt iets voorover, zodat hij met ver uitgestrekte arm mij zijn met slechts twee slokken leger gemaakte bierflesje aan kan reiken. Ik neem het van hem over, draai me om en verlaat, met de afdruk van gewassen grindtegels op mijn knieën, wat moeizaam lopend zijn territorium. Eenmaal binnen loop ik door naar mijn badkamer, waar ik het flesje van Johan leeg giet in de wastafel, terwijl ik mijn flesje in één teug leegdrink. Dan trek ik mijn doorgezwete overhemd met lange mouwen uit, waarna ik mijn spiegelbeeld wezenloos aanstaar. Bij de buren hoor ik de achterdeur opengaan waarna Hennie op vragende toon een conversatie met Johan begint. Letterlijk verstaan kan ik hen beiden niet, maar ik schuifel voorzichtig naar het raam waarbij ik me zoveel mogelijk uit het zicht probeer te houden. Wanneer ik met een verdraaide nek langs het raamkozijn naar beneden gluur, zie ik Johan druk gesticulerend verslag doen van de strapatsen van zijn buurman. Hennie staat er eerst verbouwereerd en vervolgens hoofdschuddend naar te luisteren. Vanuit mijn positie heb ik dit keer goed zicht op de rug van Johan die zich naar zijn vrouw heeft gekeerd en daar wordt het plaatje vervolmaakt. Over zijn ruggengraat slingert zich een stam omhoog die sierlijk de weelderige bloemenzee op zijn beide schouderbladen ondersteund. Op het moment dat beide bespiede buurtjes gelijktijdig hun blik naar mijn badkamerraam opslaan, trek ik me snel, maar toch net te langzaam, terug. Een fractie van een seconde ontmoeten onze ogen elkaar. Ik zie een angstige Hennie en een argwanende Johan. Zij zien een gedesillusioneerde buurman.
Ik was mijn gezicht onder de kraan, loop de trap af en zoek mijn telefoon. Er volgt een kort gesprek met Peter. Hij vertelt me dat dit wel vaker gebeurt. ‘Mensen krijgen toch angst als het eenmaal zo ver is.’ is zijn verklaring. Ik knik alleen maar tegen mijn telefoon en verbreek de verbinding. Dan bel ik mijn broer en na een korte begroeting nodig ik hem uit om binnenkort mijn verjaardag te komen vieren. ‘Weet je nog iets,’ vraagt hij, ‘heb je wensen?’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik had wensen, maar ik zou nu eigenlijk het liefst een mooie, niet te grote, portemonnee willen krijgen.’
Einde
Dus toch geen tattoo…lachen!!!
Maar goed dat hij de buurman een biertje aanbood anders liepen ze samen met de zelfde tattoo..buurman en buurman ;))
Misschien gaat hij een ander ontwerp maken..wat kleiner en subtieler.
Weer goed geschreven Menno hopelijk volgen er nog meer.
Mooooi!!
Uiteindelijk zijn we allemaal niet zo uniek…
Kus
Wilco