Breedteschrijfsels I

Plakplaatjes – Deel 2: De Binnenwereld

Doe het licht uit. Op wat schimmen na is er niets meer te zien. Maar niet onzichtbaar. Dat is wat anders. Onzichtbaar is als je niets in de melk te brokkelen hebt, geen duidelijke keuzes maakt, jezelf wegcijfert. Nee, met het licht uit is er dan wel niets meer te zien, maar je weet, alles is er wel. Je kracht, je ideeën, je overtuiging en je eigenwaarde. “Je suis comme je suis”, las ik eens op de onderarm van een jonge vrouw. “Ik ben zoals ik ben” stond er, letterlijk vertaald, in zwarte inkt geschreven. Ik dacht alleen maar, je bent niet meer wie je was, want er staan onuitwisbare Franse woorden op je arm waardoor je uiterlijk veranderd is. Of gaat die uiting van authenticiteit dan vooral over het innerlijk. Van de mens die overblijft met het licht uit. De binnenwereld.

En toch. In het voorjaar word ik vijftig. Ik ben dus bijna op de helft. Om nu alsnog mijn motorrijbewijs te halen of die eenmalige parachutesprong te wagen, om mijn halve eeuw op aarde te vieren, dat klinkt me iets te veel midlifecrisis. Ik heb ook een nieuwe portemonnee nodig dus die zou ik aan mijn broer kunnen vragen, bij wijze van een nuttig verjaardagscadeau. Hij zou daar, net als vijf jaar geleden, weer schamper om lachen, vermoed ik. Al verschillende keren heeft hij mij zo ongeveer ieder lustrum een nieuwe portemonnee cadeau gedaan. ‘Verzin nou eens iets geks, dat saaie gedoe altijd.’ roept hij me zo nu en dan toe. Ik ben alleen niet zo van het gek doen. Maar het kriebelt. Het klinkt gek uit mijn mond, maar vijftig jaar zonder, gevolgd door vijftig jaar met een plakplaatje, is dat raar? Misschien verandert het ook wat aan de leegte die al zo lang in mijn leven is. Ik zie al voor me hoe het er uit moet zien. Vanaf mijn linker pols loopt er een, in beginsel, dun langzaam golvend lijntje richting mijn elleboog. Maar, voor de lijn daar is aangekomen is zij al diverse keren gesplitst. Elke zijtak vormt een golfje op zich. De steeds dikker wordende lijn ontpopt zich als een levensader, waarbij aan elk van die zijlijntjes de bloesem ontspringt. Mooie fijn uitgewerkte bloemknopjes die van een enkel exemplaar bij mijn pols uitgroeien tot een uitbundige bloei op mijn schouder. Dan loopt, op mijn ruggengraat, een ruwe maar sierlijke stam tot tussen mijn schouderbladen, waar zij aan het oog wordt onttrokken door de vele takken, twijgen en golvende lijnen die overdekt zijn met de bloemen vol stuifmeel, helmdraden en stampers. Ik weet dat ik de vrouwelijke persoonsvorm gebruik, maar in zo’n grote vruchtbare stamboom die symbool staat voor het leven, kan ik niet anders dan oermoeder natuur zien. Maar, dat is nog niet alles, want de boomkruin bedekt symmetrisch mijn beide schouders. Zoals de takken zich over mijn linkerarm uitstrekken, zo slingert het geboomte zich ook over mijn rechterarm, waar de twijgen en golvende lijnen met een steeds verder uitdunnend bloesempatroon tot aan mijn rechterpols reiken. En zo zie ik mijn levens vervullende, alles omhullende, bloesemblad krullende, wat krom is recht lullende tatoeage voor me. En ik wil het. Ik wil het echt. Mijn spaarrekening kan het lijden, dus, zodra ik even tijd heb, breng ik een bezoek aan de enige tattooshop die onze stad rijk is.

Het wandelende uithangbord, waarop al zijn kunsten ten toon zijn gesteld, stelt zich voor als John en onmiddellijk komen de herinneringen aan hem naar boven. Tien jaar geleden bracht ik regelmatig op zaterdagochtend mijn twee neefjes naar hun voetbaltraining. Zo af en toe bleef ik ze aanmoedigen vanaf de zijlijn. Met mijn rug naar het hoofdveld waar tweewekelijks de avondlijke match van de plaatselijke FC gespeeld zou worden. Dat veld moest geprepareerd worden, dus het gebeurde regelmatig dat achter mijn rug twee vrijwilligers met het ophangen van de netten bezig waren. Ook het maaien van het grasveld en daarna het opnieuw aanbrengen van de witte krijtlijnen door middel van een klein soort kruiwagentje op twee wielen. Ik zie dat gekke, vrolijke, met wit krijtsap gevulde wagentje nog zo voor me. Een licht bibberende witte strook die door de bestuurder van het karretje, door een kneep in een mini handrem, uit het stortkokertje op het veld gesmeerd werd. Het gebeurde tijdens die werkzaamheden regelmatig dat de bal van het neefjesteam op het hoofdveld terecht kwam. Als de bal zich in de actieradius van de bestuurder bevond, dan liet die spontaan de handrem los, waarna hij met zijn linkerbeen de bal een trap gaf, die vervolgens door dat welgemikte schot weer tussen de kluwen dartelende voetballertjes terecht kwam. ‘Bedankt Sjonnie!’ riep de jeugdtrainer dan altijd even naar de tikkieterugterreinknecht. Sjonnies herstart met de krijtkar versus klepopener verliep daarna niet altijd synchroon, zodat er op de lijn ter plaatse van de onderbreking een extra penaltystip was ontstaan van een vloeibaar, nog verder uitdijend, plasje wit. Steevast sjokte hij er dan met minstens één voet doorheen, zodat de volgende meters lijn werden vergezeld van een langzaam uitdunnende stippellijn. Het moet voor de arbiter van de avondlijke match een hele kunst zijn geweest om te beoordelen of de bal ‘in’, of ‘uit’ was, op het moment dat deze langs de kalklijn werd gepasst die overdag was gefabriceerd door dokter Bibber. Dat was John dus. Zijn lijnenspel op de groene mat indachtig maak ik een kort praatje met hem over het slechte weer van de laatste tijd, waarna ik het pand zo snel mogelijk weer verlaat. Binnenkort maar eens naar onze hoofdstad des lands om bij een echt goed aangeschreven tattooartiest mijn wensen voor te leggen.

Wanneer ik terugloop naar huis besluit ik om het een en ander op papier te gaan uittekenen, zodat een volgend consult wat vlotter kan verlopen. Het uurloon van een hoofdstedelijke inkttekenaar zal ongetwijfeld significant hoger liggen dan van een provinciale lijnentrekker. Zo in mijzelf nadenkend over een plan van aanpak ben ik bijna tot aan mijn voordeur genaderd. Terwijl ik mijn huissleutels tevoorschijn haal, zie ik een man en vrouw voor mijn huis stilstaan. De man belt aan terwijl de vrouw wat in haar tas rommelt. Vast op zoek naar de laatste editie van de Wachttoren of enig ander religieus propagandamateriaal. Ik denk erover om mijn huis zo nonchalant mogelijk voorbij te lopen, zodat de verkondigers van het woord kunnen bellen tot ze een ons wegen, maar dan zie ik de vrouw een bosje bloemen tevoorschijn toveren. Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn onverschilligheid en dus stop ik, net voor het bereiken van mijn erfgrens, en kijk het stel vragend aan. ‘Hallo, woont u hier?’ vraagt de man. ‘Ja, inderdaad,’ zeg ik, ‘u wilde aanbellen geloof ik?’ ‘Dat heb ik net al gedaan, maar er is geloof ik niemand thuis.’ ‘Nee, dat klopt,’ zeg ik, ‘ik woon alleen.’ ‘O. Ok euh…’ ‘Nou ja,’ valt de vrouw de wat twijfelende man bij, ‘wij willen ons even voorstellen, want we komen vanaf volgende week hiernaast wonen.’ Ze wijst naar de leegstaande woning van buurman Theo. De oude baas is afgelopen herfst overleden en nadat het huis in de wintermaanden door een jonge kerel was leeggehaald en opgeruimd, stond de woning te wachten op nieuwe bewoners. ‘Dat is leuk, nieuwe buren.’ en ik steek daarbij mijn hand uit. De man geeft mij direct een stevige handdruk en zegt ‘Hoi, ik ben Johan.’ Ik stel mij voor, waarna ik de hand van Hennie schud. Ze overhandigt mij vervolgens het bosje bloemen, waar ik net even iets te lang wat onbeholpen mee in mijn handen blijf staan. ‘Hebben jullie misschien trek in een bakkie koffie of…’ ‘Nee, nee hoor,’ valt Hennie me in de rede, ‘we hebben nog een hoop te doen, dus een ander keertje misschien.’ ‘Ja, je komt maar eens een biertje drinken als we klaar zijn. Altijd goed hoor, gezellig.’ nodigt Johan mij uit, terwijl Hennie zich alvast in beweging heeft gezet richting haar toekomstige voordeur. ‘Nou ok, leuk jullie ontmoet te hebben.’ zeg ik en sta dan even te pielen voordat mijn sleutel in het slot glijdt. ‘O ja, en bedankt voor de bloemen.’ roep ik ze na, maar als ik opkijk zie ik nog net buurmans rug  in het deurgat verdwijnen.

In de daaropvolgende weken begint de ontwerpfase. De voorstelling in mijn hoofd moet geconverteerd worden naar een tweedimensionale weergave op papier. In beginsel valt het niet mee om de juiste verhouding tussen boomstam en twijg, tussen blad en bloem te verkrijgen. Nog lastiger blijkt het om de juiste stijl te vinden. Ik wil geen overwoekerd struikgewas, maar ook geen herfstachtige stakerigheid van stramme dode takken. De door mij gehanteerde hulpbron van zoekmachines op internet tonen, na de ingevoerde criteria “kunst” en “bloesem”, eindelijk mijn ideaalbeeld. Van Goghs “Amandelbloesem”. Sinds de kleuterklas heb ik niet meer zo veel geknipt en geplakt dan deze weken. Hele bomen worden door mijn printer verwerkt, waarbij ik niet de uit gebleekte houtvezels bestaande A4’tjes bedoel, maar een stapel prints met Vincents houtgewassen in vele verhoudingen. Terwijl ik op mijn keukentafel in de weer ben met schaar en papier om een voorjaarstafereel te creëren, werken mijn toekomstige nieuwe buren aan hun eigen lente. Er wordt binnenshuis geklust en schoongemaakt. Ook hoor ik in de aangrenzende tuin de nodige activiteiten. Door mijn keukenraam zie ik kruiwagens vol zand voorbijgereden worden. Daar wordt aan een tuin een geheel nieuwe compositie toegekend. Ook op mijn tafel blijft er uiteindelijk een collage over waar ik tevreden over ben. De impressionistische vormen zijn met een wat strakkere lijnvoering teruggebracht tot een contrastrijke, maar toch weelderige, struik vol bloesem. Dan blijkt het nog even zoeken naar de precieze afmeting van het geheel. Met weid gespreide armen meet ik de spanbreedte over mijn schouders  met behulp van een rolmaat. Daarbij blijk ik de schaalverdeling toch nog iets te moeten vergroten, zodat het geheel exact van pols tot pols reikt. De prikpoli kan binnenkort deze tekening op mijn rug spelden terwijl ik mij, wijdarms op mijn buik liggend, ter illustratie aanbied. Carbonpapiertje eronder en dan maar overtrekken. Mijn ontwerp is klaar. Ondertussen had ik al navraag gedaan naar een goede tattoo-shop, dus het wordt tijd die eens van mijn aanstaande bezoek op de hoogte te stellen. Na een kort en bondig telefonisch onderhoud met ene Peter blijkt dat hun agenda behoorlijk vol zit. Zeker voor de opdracht die ik voor ze heb. Het blijkt dat een tattoo van deze afmeting alleen in een aantal sessies kan worden gezet. Afgaand op mijn beschrijving dacht Peter daar zeker vier halve dagen werk aan te hebben. Ook kwam de geschatte prijs nog even ter sprake en wat dat betreft is het eigenlijk wel goed dat de eerste sessie pas over twee maanden is gepland, zodat mijn financiële reserves wat robuuster kunnen worden. Zodra ik mijn broer spreek en hij me vraagt wat ik voor mijn verjaardag wil, dan ga ik hem vertellen over mijn plan. Ik ben ervan overtuigd dat hij enthousiast zal zijn en me vast wel in de vorm van een ordinaire envelop met inhoud wil ondersteunen. Alle beetjes helpen. Het was een kort gesprek met Peter, maar wel een, voor mij, zeer leerzaam onderhoud. Nooit gedacht dat een plakplaatje zo’n arbeidsintensieve, grote kostenpost was.

Wordt vervolgd.

3 comments on “Plakplaatjes – Deel 2: De Binnenwereld

  1. Ben benieuwd of de tattoo er echt gaat komen of dat het toch een midlife uitspatting is om aan de buitenwereld te laten zien dat hij nog mee telt.

  2. Als dit doorgaat wil je broer zelf ook een rugomspannende tattoo.Krijg ik toch nog een paar zoons die gegrepen worden door de onzinnige huidvernielende rage .Misschien ga je ook nog voetballen en na elke goal je shirt uittrekken .Dan heb je pas plezier en bewondering voor de plakplaatjes . Ben benieuwd hoe het afloopt.Daag groeten van ma.

Reageer