Op onze tijdreis komen we weer overal. De ene keer met onze kinderen op een verre bestemming, de andere keer rijden we als jonge twintigers per trein door Nederland. Ook dat is leuk en soms avontuurlijk. Zo zijn we in 1987 een weekendje naar Friesland geweest. Ik kende de Friese meren een beetje van een familievakantie met mijn ouders, oma, broer en zussen. Het zal ergens rond 1975 geweest zijn dat we een week in Heeg een vakantiehuisje hadden gehuurd. Ik heb daar fijne herinneringen aan en misschien is daar ook mijn liefde voor het water en bootjes ontstaan. Mijn ouders hadden een stalen sloep met buitenboordmotor gehuurd en mijn broer voer ons over het Heegermeer. Op een dag hadden we aan de zonzijde van een eilandje gezwommen maar toen we wilden terugkeren bleek aan de andere kant van het eiland, daar waar wij heen moesten, de bewolking en wind zich verzameld te hebben. Als kleine jongen vond ik dat maar wat spannend om met mijn twee zussen in de boot en mijn broer aan de motor tegen de wind en golven in naar huis te varen. Ook in later jaren kampeerden we een paar keer in het hoge noorden. Bij het Sneekermeer, Lauwersoog, Balk. En ook dan huurden mijn ouders voor een dag of een week een bootje. Op het Lauwersmeer leerde ik windsurfen waar ik nog vele jaren plezier aan heb beleefd. 

Nu ben ik opnieuw aangekomen in het dorpje Heeg. Dit keer met Yvonne. ‘s Morgens vroeg zijn we met de trein vertrokken naar Leeuwarden om daar over te stappen op de stoptrein naar Sneek. Het laatste stukje met de streekbus en dan kunnen we in een klein huisje een lang weekend doorbrengen. Op een bruggetje midden in het dorp hebben we een bootje te huur zien liggen dus gaan we de volgende ochtend op zoek naar de eigenaar. We komen uiteindelijk bij een huisje waar een oude man opendoet. We kunnen het stalen sloepje huren voor een paar tientjes maar moeten wel 100 gulden borg betalen. We stappen in, trekken de motor aan en varen naar de haven waar we bij een benzinepomp de tank vullen. Zo kunnen we heerlijk door het mooie waterrijke landschap van Friesland tuffen. Weer een dag later komen Kees en Lydia een dagje op visite. Kees heeft al een auto en daar zijn ze helemaal mee naar het noorden gereden. Het is begin juni maar het weer is niet heel best. Toch gaan we met ons vieren een vaartochtje maken. Vanuit Heeg varen we via kanalen en sloten naar Woudsend waar we even aanmeren. Dan gaat het over een bochtige vaart naar het Heegermeer. De wind is inmiddels behoorlijk aangewakkerd en als we de grote open vlakte opvaren krijgen we te maken met wat golfslag. Niets om ongerust over te zijn want zolang het motortje snort blijven we met een rustig vaartje op een behouden koers. Als we midden op de plas zijn begint de motor echter te stotteren en stopt er vervolgens mee. Een schip zonder voortstuwing is een prooi voor de wind en golven dus proberen we uit alle macht de motor te starten. Ja, even doet hij het weer maar twintig meter verder valt hij opnieuw stil en is dan niet meer aan de praat te krijgen. We zijn op drift op het Heegermeer. De lagerwal komt onverbiddelijk dichter en dichterbij. We worden in het riet gedreven en moeten overboord stappen. De golven zijn echter stevig en de boot heeft al veel water gemaakt.  We proberen te redden wat er te redden valt. De houten vlonders gooien we op de oever en dan proberen we met een lange sjaal de boot aan een boompje te binden. De zuiging van het water is echter te groot en terwijl golven de boot volledig overspoelen wordt hij langzaam maar zeker over de bodem het meer in getrokken. Wij staan als drijfnatte drenkelingen op een door water omsloten weiland en weten even niet hoe we hier vandaan moeten komen. Aan de noordelijke zijde van het weiland loopt het Johan Friso kanaal. We zien een zeilboot naderen en lopen naar de waterkant. We hebben al snel de aandacht van de schipper en als we uitleggen dat ons bootje in de golven is verdwenen neemt hij ons aan boord. Opnieuw varen we het meer op maar het dorpje Heeg is misschien nog maar een kilometer varen. In een kwartiertje tijd staan we weer aan wal en kunnen we naar de veilige haven van ons vakantiehuisje klotsen. Daar aangekomen trekken we snel wat droge kleren aan en heffen een warme mok thee op de goede afloop.  Als we allemaal weer bijgekomen zijn is het voor Kees en Lydia tijd om weer in te stappen voor de terugreis naar Dordrecht. Toch zeker zo’n goeie 105 zeemijlen op een 208° zuidzuidwesten koers (je ziet, schipperstaal is inmiddels een deel van mij geworden).  

De volgende ochtend heeft het water in onze schoenen plaatsgemaakt voor lood als we bij de booteigenaar de schipbreuk moeten gaan melden. We bellen aan en de deur wordt geopend door een man van middelbare leeftijd. Hij kijkt ons wat verbaasd aan en vraagt waar we voor komen. We vertellen ons relaas ondertussen hopend dat er geen lastige situatie ontstaat. Als we zijn uitgesproken blijft het even stil. Dan verteld de man dat zijn vader, de eigenaar van het bootje, de dag ervoor is overleden. Hierop zijn we alle drie even stil. Hakkelend en uit het veld geslagen condoleren we hem met het verlies (hiermee bedoel ik niet het bootje). Nadat we uitgelegd hebben op welke plaats de sloep in het meer is verdwenen nemen we afscheid. Er is in korte tijd veel verloren. Het minst erg is onze borg, iets erger de boot, het ergst de oude baas. In zeemansverhalen wordt altijd gezegd dat een kapitein uiterlijk als laatste van boord gaat maar als het moet met zijn schip ten onder gaat. Ik heb dat altijd in de meest letterlijke zin opgevat. Nu blijkt echter dat de gelijktijdige ondergang van boot en kapitein zich ook op twee totaal van elkaar losstaande fysieke locaties kan voltrekken. 

Weer een dag later is ons weekend ten einde. In de loop van de ochtend vertrekken we uit het huisje en lopen door Heeg naar de bushalte. Op de brug waar we bij aankomst het huurbootje zagen liggen staan we even stil. We kijken naar de sloot en de afmeerplaats. Warempel! Het bootje ligt er weer. Waarschijnlijk opgedregd met een groter schip. Of, minder waarschijnlijk, aangespoeld na het draaien van de wind. In ieder geval na het afzinken nu weer boven water.  Ik moet denken aan dat beroemde citaat van filosoof/moralist dhr. M. de Penno:

Navi habet multas vitas, homo mortales est”

Vertaling: “Een boot heeft vele levens, de mens is sterfelijk”

Vakantie in de jaren ’70

 

1975: De eerste door mij genomen familiefoto:
Jan, Oma, Hanneke, Pappa, Anja.

 

1975: Mamma en Jan

 

1975: Door wind en golven heeft Jan ons weer in veilige haven gevaren

 

Een boot gehuurd in Balk, 1979

 

Heeg 1987, Yvonne is net 20 geworden
Vakantiepark in Heeg
Hier zijn onze snorren nog droog …..
….. hier niet meer
De was wordt uitgehangen 
Weer boven water

3 comments on “Aan lager wal

  1. Ja dat was in de krullentijd en in de snorrentijd. Leuk dat je de foto’s er gelijk bij kon gebruiken.Daag Groeten van Ma Harmans

  2. Wat een fantastisch verhaal. Ik kan mij wel het vakantiehuisje herinneren maar de vaartochten niet. Vreemd hoe je geheugen werkt.
    Wel heel spannend jullie schipbreuk. En wat een verhaal!!

  3. Weer zo’n geweldig verhaal.. en mijn geheugen is ook niet zo best.Wel wat Anja ook schrijft het huisje wel en vaag de tocht in het bootje.
    En dat jullie vakantie zo bizar was heb ik nooit geweten..maar goed dat jullie gered zijn door het zeilschip anders hadden jullie moeten zwemmen.
    En die foto’s hahaha zo jong allemaal:))

Reageer