2e refrein – Vervolg
De lichte wind verandert het gladde wateroppervlak tot een in duizenden fragmenten gebroken spiegel. Ieder golfje reflecteert het zonlicht waardoor de rivier van vloeibaar zilver lijkt. In het tegenlicht is soms een aalscholver te zien die, neergestreken op een hoge meerpaal, zijn vleugels spreidt om het verenpak te laten drogen in zon en wind. Hoger in de lucht vliegen de zwaluwen, terwijl scherend over de hekgolven van passerende vrachtschepen de krijsende meeuwen op zoek zijn naar vis.
Jarno stuurt Petrus langs de stuurboordzijde van de rivier stroomopwaarts. Het doel van vandaag is een mooie provinciestad waar, achter de sluis, een haven ligt die van alle gemakken is voorzien. Een mooie eerste stop, waar ze samen kunnen wennen aan het leven op een bootje. De stad ligt op maar een paar uur varen, maar als Naomi bij het verlaten van hun stad nog even achterom kijkt, voelt het alsof ze op wereldreis gaat. Een ‘vaar wel’ lijkt zo gepast wanneer een schip zich losmaakt van de kade, maar de dramatische betekenis voelt als een definitief afscheid. Vaarwel. De kerktoren verdwijnt langzaam uit zicht achter de bomenrijen op de rivierdijk en even overvalt haar een gevoel van heimwee. Nu al. Ze zoekt Jarno op die een arm om haar heen slaat, haar even aankijkt als ze haar hoofd op zijn schouder legt en dan troostend zegt ‘Ik weet het, het gaat nooit helemaal weg. Maar het went. Morgen is het over. Vertrouw me maar.’ Hij kust haar voorhoofd en pakt dan één van haar handen die hij op het stuurwiel legt. ‘Hier, hou vast.’ Even staan ze met allebei een hand aan het stuur. Naomi voelt het trekken als de boot een golf trotseert. Dan laat Jarno zijn hand los. Naomi schrikt een beetje en slaat snel een tweede hand om het stuur. ‘Daar gaan we heen.’ zegt Jarno en wijst naar voren, waar de rivier om een bocht naar hen toestroomt. ‘En jij brengt ons daar.’ Naomi vraagt zich af of haar gevoel van heimwee en de ernstige woorden van Jarno blijven aanhouden en kijkt hem bezorgd aan. Die lacht hardop en zegt vrolijk ‘Dan schenk ik ondertussen een lekker bakkie koffie in.’ Hij duikt de kajuit in waar hij de thermoskan uitgiet in twee stevige mokken. Ook pakt hij een pak stroopwafels die hij Naomi voor houdt. Ze glimlacht en neemt de koek aan, terwijl ze snel weer voor zich kijkt, om de koers te controleren. Jarno pakt voor zichzelf twee wafels en neemt een dubbeldikke hap. Dan proosten ze met hun bekers koffie. ‘Op een behouden vaart, stuurvrouw.’ zegt hij en slaat zijn arm om haar middel. ‘Behouden vaart, dat klinkt beter dan vaar wel’ denkt Naomi bij zichzelf, waarna ze snel een kus op Jarno’s wang geeft en daarna haar blik op de horizon richt. Ze zijn vertrokken.
De zomerzon daalt langzaam richting de bomen aan de overkant van het meer. De graskant wordt beschenen door dit avondlicht en lijkt van vloeibare smaragd waar een toefje slagroom door is geroerd. Het zijn de rijke warme zomerkleuren van groen blad, blauw water, witte wolkjes en regenboogvelden vol bloeiende klaprozen, boterbloemen, zonnehoeden, ridderspoor, klaver en talloze andere veldbloemen. En dan de zon. Het roze witte licht in de ochtend, de brandend hete zon in de middag en de warme gouden gloed van de avond die overgaat in het steeds meer oranje en uiteindelijk rood kleuren van de lucht, tot de duisternis valt. In de ochtend voeren de leeuweriken al zingend hun duikvluchten uit, vliegen de zwanenkoppels sierlijk klapwiekend laag over en koeren de duifjes als ze gezamenlijk op een tak hoog in de boom zitten. Overdag zijn het de meeuwen en eenden die de boventoon voeren, maar in de avond komen de zwaluwen op jacht naar muggen, de sperwers die biddend in de lucht hangen tot een woelmuis of mol zich vertoont, waarna de roofvogel zijn duikvlucht inzet en iets later op de avond maken de vleermuizen zich los uit de hoge populieren om met onvoorspelbare vliegbewegingen hun avondmaaltje bij elkaar te fladderen.
In die avondzon zitten Jarno en Naomi dicht tegen elkaar op de bank in de kuip. Ze hebben een dekentje om zich heen geslagen en genieten van het uitzicht over het meer. Een enkel zeilbootje vaart op een laatste avondzucht stil terug naar het dorpje een stukje verderop. Achter hen tsjirpen de krekels in het hoge gras en iets verder weg, in het uitstrekkende bos, klinkt af en toe het gepiep van jonge uilen. Naomi heeft zojuist twee mokken hete thee ingeschonken waarvan ze nu samen zitten te genieten. ‘Hoor eens…’ zegt Jarno, terwijl hij een vinger naast zijn oor opsteekt. ‘Wat…, wat hoor je dan?’ vraagt Naomi. ‘Die stilte…’ fluistert Jarno en glimlacht. Naomi grinnikt en neemt een slokje van haar thee. ‘Het is heerlijk hier.’ zegt ze. Ze zijn inmiddels een week onderweg en zijn van stad naar dorp gevaren. Vanavond hebben ze voor de eerste keer geen haven voor de nacht gezocht, maar zijn ze van plan om hier, aan de oever van het meer, te overnachten. De weersvoorspelling is goed en met het kleine aanlegsteigertje als basis hebben ze een fijn plekje gevonden. ‘Ben je hier al eens eerder geweest?’ vraagt Naomi. Jarno schudt zijn hoofd. ‘Het lijkt wel erg op een plek waar ik vorig jaar was. Daar zag ik een jonge ree uit het bos komen die heel voorzichtig wat van het voedsel at wat ik had neergelegd. Daarna liep ze naar de waterkant en bleef toen heel stil staan. Het leek wel…’ Naomi kijkt hem nieuwsgierig aan, terwijl Jarno bedachtzaam in de verte staart. ‘Wat dan?’ vraagt ze zacht. ‘Nou, dat mooie beestje keek me gewoon even aan.’ vervolgt Jarno behoedzaam. ‘Die donkere ogen vol wijsheid, maar ook beducht en een beetje angstig.’ Ze zitten een paar ogenblikken stil naast elkaar en nippen wat van de thee waarbij de waterdamp om hun gezichten kringelt. Naomi voelt dat Jarno iets belangrijks wil vertellen. Ze wacht nog even, tot hij zelf doorgaat. Ze kent hem inmiddels iets beter, waarbij ze weet dat doorvragen alleen maar leidt tot afsluiting. De woorden komen vanzelf in de stilte die soms nodig is. ‘Nu ik weer aan die ree denk, en haar ogen, zie ik iemand anders voor me.’ Naomi legt haar hand in zijn nek en krieuwelt langzaam met haar vingers door de blonde krullen. ‘Toen mijn moeder afscheid nam, had ze bijna dezelfde blik in haar ogen. Zo trots en bang.’ Jarno’s stem trilt even en hij laat zijn kin op zijn borst zakken. ‘Toen ze…?’ vraagt Naomi zacht. Ze voelt zijn hoofd knikken onder haar hand. ‘Die ree was bang en wilde vluchten, maar luisterde ook naar de roep van de oudste.’ Jarno ademt kort maar verteld rustig verder. ‘Ondanks het onweer en de hevige regenbui, waardoor de overkant van het water niet meer te zien was, stapte ze vol vertrouwen in de rivier. Pas toen liet ze mijn blik los en zwom weg.’ Naomi weet dat dit over de ontmoeting met de ree gaat, maar ook over zijn moeder. Ze reikt met haar hand naar de mok thee die Jarno in zijn vuisten houdt. Vervolgens zet ze beide mokken op de grond naast de bank en trekt dan de deken, die hen bedekt, iets hoger op. Met haar armen om zijn nek en schouders vleit ze zich tegen hem aan. ‘Kom eens hier.’ fluistert ze. Ze proeft het zout op haar lippen als ze hem kust.
Juni is een prachtige maand. Er zijn drie dagen waarop het wat regenachtig is, maar verder is het een heerlijke tijd. De zwerftocht door het Hollandse landschap en de dorpjes en steden is afwisselend. De ene dag doen Jarno en Naomi boodschappen op een stadsmarkt, waarna ze de avond in diezelfde stad op een gezellig terras doorbrengen. Een dag later verlaten ze de stad weer om dagenlang een groot natuurgebied te doorkruisen, waar ze Petrus kunnen afmeren op mooie plekjes aan de waterkant. Het gevoel van vrij te zijn en heen te kunnen varen waar ze maar willen. Het is nog vroeg in de ochtend, maar de zon schijnt al warm op de dichte bootkap. Ze liggen nog op bed naar de ochtendzang van de vogels te luisteren, als Jarno zijn gitaar pakt en de eerste akkoorden speelt van het lied wat ze de afgelopen weken regelmatig hebben geoefend. Dit keer tokkelt hij rustig en neuriet zacht de melodie. Naomi ligt naast hem en luistert. Plotseling hoort ze welke woorden ze mee kan zingen, als tweede stem. ‘Begin nog eens overnieuw.’ zegt ze. Jarno speelt en wacht af wat ze bedoelt. ‘Ja hier, speel nog eens.’ Als Jarno dan het liedje nogmaals inzet met zijn getokkelde akkoordenreeks zingt ze met zachte stem vier zachte woorden. ‘Dat is mooi!’ zegt Jarno. ‘Onder het refrein dan ook hè.’ Ze oefenen en zingen het liedje nog een paar keer, maar dan zegt Naomi ‘Ik ga eruit hoor, ik moet echt even plassen.’ Als Naomi de kap openritst valt het zonlicht naar binnen. Terwijl Naomi op haar slippers het hoge gras inloopt, opent Jarno de bootkap in zijn geheel en rekt zich uit in het overdadige ochtendlicht. Hij ziet het heldere water zachtjes kabbelen en er zwemmen een paar waterhoentjes piepend voorbij. Jarno kijkt even of Naomi al op de terugweg is, maar als hij nog geen beweging ziet trekt hij snel zijn slaapshirt en onderbroek uit om vervolgens in één beweging over boord te duiken. Met een luide plons gaat hij kopje-onder om daarna weer heel snel boven water te komen. Hij puft van het koude ochtendbad, maar zwemt toch dapper een aantal meters van de boot vandaan. Daar komt Naomi snel teruglopen. ‘Wat doe je?’ roept ze geschrokken. ‘Lekker zwemmen! Even wakker worden.’ lacht Jarno terug. ‘Joh, ik schrik me rot,’ zegt ze, ‘ik dacht dat je overboord viel of zo.’ Dan houdt ze haar hoofd schuin. ‘Is het niet koud dan?’ ‘Welnee joh, het is heerlijk. Kom er ook in.’ Naomi kijkt nog even bedenkelijk ‘Hm.’ Jarno zwemt naar de boot terug. ‘Kom dan, het is heerlijk als je eenmaal door bent.’ ‘Ik wil het wel proberen. Ik doe even mijn bikini aan.’ ‘Niet nodig.’ zegt Jarno. ‘Op een paar waterkippies na is hier niemand te zien.’ Naomi kijkt hem verbaasd aan, waarna ze op de bank zijn verfrommelde onderbroek en shirt ziet liggen. ‘Ben je bloot?’ vraagt ze lachend. ‘Ja joh, heerlijk! Kom ook dan.’ Naomi fronst even haar wenkbrauwen, maar tegelijk moet ze ook wel lachen om die dwaze Jarno. ‘Dus dat is die vrijheid waar hij het altijd over heeft,’ denkt ze, ‘in zijn blote kont rondzwemmen.’ ‘Draai je eens om.’ zegt ze. ‘Yes!’ roept Jarno waarna hij zich weer naar de overkant van het water richt en langzaam van de boot wegzwemt. Dan hoort hij een voorzichtige plons achter zich, gevolgd door een langgerekte gil. ‘Het is koud!’ roept Naomi die wild spetterend naar hem toe zwemt. ‘Rustig zwemmen en probeer diep adem te halen.’ Even later drijven ze op hun rug naast elkaar. Ze zien de helderblauwe hemel boven zich waarin af en toe een vogel overvliegt. Ze trappelen langzaam met hun voeten terwijl ze zachtjes tweestemmig zingen ‘Water, Zwemmen, Hemel, Zee.’
Einde 2e Refrein
.
In haar water kan ik zwemmen | Ze is de hemel, ze is de zee
Op haar golven kan ik deinen | De stroom die neemt me mee
Met de wind in de zeilen | Vaar ik naar het Balkengat
Hier wacht ik op het tij | Dat me terugbrengt wat ik ooit had
Ow wat heerlijk de ZOMER en te genieten van de warmte van de zon en elkaar.☀️
Hier kijken we ook uit naar de zomer duurt nog even hoor!!!
Ik heb het gevoel dat ik Jarno en Naomi ergens van ken… fijn stel zo samen
Kus
Wilco
Wat een heerlijk leven zo in de natuur. Meer heb je niet nodig. Ik ben wel jaloers op de leeuwerikken. Die hoor je nooit meer. Groeten van Ma.