2e Couplet – vervolg

In zijn tuintje zet Jarno het boeket zo lang in een emmer met een laagje water. Dan gaat hij in zijn schuur het grofvuil sorteren. Een stapel houten latten en schroten bindt hij samen met een stuk touw. Van wat oude kastjes slaat hij de achterkant van hardboard uit, waarna hij ze met gemak kan dubbelklappen. ‘Stevig spul.’ denkt hij. Volgende week komen ze het grofvuil ophalen. Dit staat in ieder geval klaar. Dan hoort hij waar hij al die tijd in zijn schuur op heeft staan wachten. Aan het eind van de brandpoort stopt een voertuig met een zware ronkende motor, waarna er met doffe bonkende geluiden containers verreden worden. ‘Dat is de vuilniswagen!’ Hij loopt naar buiten om de bos bloemen uit de emmer te pakken en een sprintje te trekken naar de mannen van de gemeente.

Die zien hem aan komen rennen met een bos bloemen en staken direct hun werkzaamheden. ‘Die zijn zeker weten voor jou, Wesley,’ zegt een kort, stevig en met bakkebaarden getooid kereltje en voegt eraan toe, ‘ik ben niet zo van de mannenliefde.’ Die Wesley is zeker twee meter groot en kijkt Jarno van onder fronsende wenkbrauwen aan. ‘Je mot je bek houe Stef, anders trap ik je in zo’n kliko en pleur ik je op de zaak bij het slachtafval.’ bijt hij vanuit een hoek van zijn mond naar zijn collega, terwijl hij Jarno geen moment uit het oog verliest. ‘Geen paniek mannen,’ roept Jarno, ‘deze bloemen zijn voor de mooiste en liefste dame die ik sinds maanden heb ontmoet.’ Op de stickers onder het handvat zoekt hij naar de container met het juiste nummer. ‘Het zal toch niet diegene zijn die Wesley nog in zijn knuisten heeft? Want dan kan ik beter even wachten tot de hoog sensitieve heren klaar zijn met de grijze bakken.’ denkt Jarno, terwijl hij bijna al de lege containers heeft gecontroleerd. Dan vindt hij waar hij naar op zoek is. Hij pakt de kliko met één hand bij het handvat en rijdt er mee de brandgang in, terwijl hij in zijn rechterhand de bos bloemen netjes rechtop houdt. Achter zich hoort hij de vuilniswagen met een peut gas weer optrekken naar het volgende verzamelpunt.

In de brandgang telt hij de huisnummers af en dan stopt hij bij de poort waar hij moet zijn. Voor de vorm klopt hij nog even op de houten planken, waarna hij de poort opendoet. In het tuintje is niemand te bekennen. Jarno loopt langzaam naar de achterdeur, terwijl hij de bonkende kliko achter zich aan trekt. Dan ziet hij beweging achter het raam en een paar seconden later gaat de deur open. ‘Wat mot dat nou weer!’ Hij herkent de schelle stem onmiddellijk. ‘Ik kom uw container terugbrengen mevrouw de Vries.’ Het blijft even stil en dan verschijnt ze in de deuropening. Ze kijkt wantrouwig naar Jarno en haar container en dan verrast naar de bos bloemen in zijn hand. ‘Ja, deze zijn voor u.’ zegt Jarno. ‘Ik had vanochtend niet zo moeten reageren, want ergens had u wel gelijk natuurlijk.’ Mevrouw de Vries zet het breekijzer dat ze in haar hand draagt snel achter het hoekje van de achterdeur en dan zet ze een stap in de richting van Jarno. ‘Dankiewel, dattis een tijd geleje dat ik een bloemetie kreeg.’ ‘Ik hoop dat uw kleren nog te wassen zijn, of moet ik iets vergoeden?’ ‘Nee jochie, dat komp wel goed joh. Ik ben gewoon een bietjie overrompeld dat je dit doe. Maar, is tie wel van mijn?’ zegt ze, terwijl ze een beetje fronsend naar de grijze bak kijkt. ‘Jazeker, kijk maar, nummer 32.’ zegt Jarno, terwijl hij naar het nummer op de sticker wijst. ‘En alstublieft.’ Jarno overhandigd de bloemen aan mevrouw de Vries. ‘Zal ik de bak hier neer zetten voor u?’ ‘Nee, hij staat altijd naast de schuur, williejem daar neerzette?’ Jarno rijdt de kliko op zijn plaats, terwijl mevrouw de Vries met haar bloemen naar binnen loopt. ‘Nou, bedankt voor de bloemeties hoor.’ zegt ze, waarna ze de deur sluit. ‘Denk erom, recht afsnijden!’ roept Jarno haar nog na. Mevrouw de Vries kijkt even verbaasd achter het raam, maar dan steekt ze haar duim op. Jarno zwaait even kort en trekt dan de poort achter zich dicht.

De dagen die volgen, gebruikt Jarno om zijn huis helemaal leeg en opgeruimd te krijgen. Hij heeft een kratje waar wat levensmiddelen in zitten. Daarnaast staat een grote boodschappentas waar hij alle spullen voor de boot in verzameld. Op zijn slaapkamer, waar alleen nog een matras op de grond ligt, heeft hij een stevige vuilniszak met schone kleding en een andere waar hij zijn vuile goed in propt. Soms doet hij een kleine was in de gootsteen, waarna die in de tuin op een paar oude waslijnen kan drogen. Het neemt niet veel tijd in beslag of zijn huis is klaar om weer overgedragen te worden aan de woningbouwvereniging. Jarno belt op zijn eenvoudige mobiele telefoon het kantoor en maakt een afspraak. De opzichter kan over een dag of vijf langskomen. Jarno is helemaal opgetogen want nu weet hij dat op diezelfde dag zijn vrije leven op zijn boot gaat beginnen. De rest van het voorjaar, de hele zomer en herfst. In de winter zal het te koud zijn om op de boot te verblijven, maar daar wil hij nog niet aan denken. Over een kleine week vaart hij de haven uit en laat hij alles achter wat hem hier nog bindt.

Het snoeien van de liguster is voor Theo een heel karwei. Daar neemt hij dan ook twee dagen de tijd voor. Na de koffie een half uurtje knippen. Dan een tweede bakkie, om vervolgens het snoeiafval bij elkaar te vegen. Als Theo tussen de middag buiten op zijn bankje een boterham heeft gegeten, neemt hij een klein uurtje rust, waarin hij wat wegdut bij het lezen van een dichtbundel van Kees Stip of Leo Vroman. De spierpijn in zijn nek doet hem wakker schrikken, zodat hij heel rustig zijn armen, nek en schouders moet draaien en bewegen om weer warm te worden. Dan staat hij op en neemt opnieuw de heggenschaar ter hand. Een paar meter heg per dag kan Theo in dat tempo glad knippen. Het voorjaar is pas drie weken geleden begonnen. Vroeger hield hij altijd van de herfst. Het verkleuren van de bomen, de langere schemerperiodes in de ochtend en avond, waarbij de rode luchten zo sfeervol en mysterieus aandeden. Melancholie en verlangen naar een kampvuurtje in het duister, terwijl de overvliegende ganzen hun roep lieten horen als ze, na hun lange trek uit Scandinavië of Rusland, bijna op hun overwinterstek waren gearriveerd. De laatste jaren is dat veranderd. Het is nu juist de lente die Theo energie geeft. Niet veel, maar toch genoeg om zijn tuintje in te gaan en te genieten van de ontluikende natuur. Dit voorjaar heeft hij meer werk in de tuin dan andere jaren. De hele winter is hij uitgeschakeld geweest. Hij zou voor een eenvoudige operatie een paar dagen naar het ziekenhuis gaan. Het plaatsen van de pacemaker was dan ook zo gebeurd, maar toen begon de ellende pas goed. Allerlei complicaties traden op en toen hij drie maanden later eindelijk werd ontslagen, kreeg hij van zijn artsen adviezen mee die er voornamelijk op neer kwamen dat hij zich beslist niet mocht inspannen. Zodra hij thuiskwam ging hij aan de slag. Schoonmaken en stofzuigen, de was doen en zijn achterplaats aanvegen. En nu het overdag wat warmer wordt, kan hij de planten in zijn tuin verzorgen.

Terwijl hij met de bezem de ligustertakjes op een hoop veegt, hoort hij achter zich de poortklink rammelen. ‘Hallo?’ roept een mannenstem vanuit de brandgang. ‘Hallo Theo, ben je in de tuin?’ Theo gebruikt zijn bezem als stok om snel naar de poort te kunnen lopen. ‘Wacht even, ik doe de knip er af.’ De grendel schuift moeilijk, zodat het Theo veel moeite kost om met heen en weer draaien en tegelijk de deur aan het handvat iets op te tillen de poort te openen. Daar staat de jongeman van de grijze bak glimlachend voor hem. ‘Hé Jarno,’ zegt Theo verbaasd, ‘wat kom je doen?’ Jarno’s lach verdwijnt, waarna hij Theo even bezorgd opneemt en vraagt ‘Gaat het wel goed met je?’ ‘Kom binnen, dan gaan we even zitten.’ zegt Theo, waarna hij met de bezem op weg gaat naar zijn bankje. Als ze naast elkaar zitten kijkt Jarno de tuin rond en zegt ‘Je hebt een hoop gedaan zeg. Lukt dat allemaal wel in je eentje?’ In een poging een grap te maken, antwoord Theo ‘Ik heb nooit mijn rijbewijs gehaald, dus wat moet ik dan met een eendje?’ De onderlip van Jarno zakt een stukje naar beneden terwijl zijn ogen op iets onzichtbaars focussen wat zich net naast het gezicht van Theo bevindt. ‘Die jongen heeft natuurlijk nog nooit een lelijke eend gezien en weet niet waar ik het over heb.’ bedenkt Theo zich, waarna hij vraagt of Jarno soms iets wil drinken. ‘Ja dat is goed,’ zegt Jarno, ‘maar laat mij het dan pakken. Dan kan je even blijven zitten en uitrusten.’ Theo zucht diep en besluit dan dat het toch wel fijn is om niet te hoeven opstaan. ‘Voor mij gewoon een glas water dan.’ zegt hij. Jarno staat op en loopt het keukentje in. Theo hoort hem rommelen in de bovenkastjes en daarna hoort hij het geklink van de grote glazen theemokken. De kraan loopt en zodra het geruis stopt, komt Jarno weer tevoorschijn met twee gevulde bekers gemeentepils. Dat laatste zegt Theo ook maar niet want die belegen grappen zijn waarschijnlijk echt te oud om nog grappen genoemd te mogen worden. ‘De jeugd van tegenwoordig maakt alleen nog “Fokking Jokes” in dubbelzinnige Amerikaanse straattaal.” denkt Theo. ‘Zo, kijk eens,’ zegt Jarno, ‘twee glazen heerlijk koud, vers getapt, gemeentepils.’ Theo lacht hardop, waarna ze met geheven glazen proosten.

Ze praten wat over de tuin, waarbij Theo de heesters aanwijst die vol knoppen zitten, de gele puntjes van de narcissen die op het punt staan om uit te komen en de boven de grond zwevende, nauwelijks zichtbare deken van groene ontluikende muntblaadjes, in de bak met tuinkruiden. Jarno zit naast hem en knikt. Dan vertelt Theo over zijn moeheid van de laatste jaren en dat zijn hart niet meer te vertrouwen was. Operatie, kantje boord, herstel. Theo gebruikt niet veel woorden om duidelijk te maken dat het een klein wonder is dat hij hier van het zonnetje kan genieten. De mannen zijn even stil, dan staat Theo op, loopt naar binnen en zoekt in zijn keukenkast naar het koekblik wat hij mee naar buiten neemt. Bij een tweede glas water eten ze van de speculaasjes en zien de mussen op de houten schutting met schuine kopjes naar hen kijken. Theo gooit een gebroken koekje op de grond, waarna de vogeltjes de kruimels oppikken.

2e Couplet wordt vervolgd

4 comments on “De Stroom -5- Sorry

  1. Toch de bloemen voor buurvrouw de vries..misschien is nu een beetje ontdooid. En Theo geniet van zijn tuintje zolang het nog kan.En Jarno is een man naar mijn hart X

Laat een reactie achter bij Anoniem Reactie annuleren