Breedteschrijfsels I

De Stroom -24- Wachten op het tij

Outro

Petrus ligt weer vast. Dit keer niet met zijn kiel in het slik. Niet op een drooggevallen bedding, waar een schip op rust wanneer het water is weggevallen. Het peil in de rivier staat juist hoog, maar Petrus is met stevige touwen aan de meerpalen geketend. Hij ligt al enkele dagen in de haven van de stad. Na de lange reis was het bootje uiteindelijk afgemeerd op de plek vanwaar het dertig dagen daarvoor was vertrokken. De tocht over getijderivieren, oude stroompjes, kanalen, stadsgrachten, uitgestrekte meren en meanderende waterwegen was tot een einde gekomen. De stroom had Petrus en zijn opvarenden meegevoerd, maar ook weer teruggebracht in zijn thuishaven. Nu bokt het scheepje zes uur lang op tegen het wassende water. Na een korte periode van stilstand en rust wordt het weer meegezogen op de ebstroom. De repeterende getijdencyclus houdt Petrus in een gevangen beweging. Zoals een gekooide tijger eindeloos heen en weer sloft achter de tralies zo schuift Petrus in een duizendvoudig vertraagd tempo op het inkomend en aflopend tij heen en weer langs de kade. Hij zou het ruime sop willen kiezen, maar de touwen houden hem tegen.

Jarno is alleen en wacht. De afgelopen vier weken waren sober èn overvloedig. Een hoogtij van avontuur en een volzee van liefde. Het peil van verliefdheid stond voortdurend op twaalf decimeter boven NAP. De kleine strubbelingen losten ze snel op en als het echt even botste tussen de vagebond en het bloemenmeisje dan konden ze er een half uur later alweer om lachen. Maar nu is juni voorbij en hoewel de echte zomer maar net is begonnen, lijkt het voor Jarno alsof de herfst alweer voor de deur staat. Naomi is op zondagavond van boord gegaan waarbij ze haar kleding, toilettas en andere spulletjes meenam. Op maandag begon haar werkweek weer en met de vakantie van Joanna in het vooruitzicht zal ze weinig vrije dagen meer hebben tot augustus. Het is stil zonder haar. Jarno wil niet alleen weg. Nog niet. De vier weken leken oneindig lang te duren, maar vlogen tegelijkertijd voorbij. De herinneringen zijn talloos, maar ondertussen probeert Jarno te bedenken wat ze eigenlijk allemaal hebben gedaan en waar ze zijn geweest. ‘We leefden in het nu. In de flow van de rivier.’ Jarno duwt zijn gedachten vol melancholie weg want hij wil weer vooruit kijken. Nieuwe plannen maken. Hij wil weer deel uitmaken van de stroom.

‘Wat zie je er lekker zomers uit.’ had Joanna gezegd toen Naomi op haar eerste werkdag de winkel binnenliep. Die dag zouden ze samen werken om de lopende zaken over te dragen. Ze omhelsden elkaar waarna Naomi haar collega had aangekeken. ‘Nu is het bijna jouw beurt om van je vakantie te gaan genieten.’ ‘O, heerlijk.’ zei Joanna. ‘Laten we eerst de winkel in orde maken voor het druk wordt. Dan praten we straks even bij.’ ‘Prima.’ zei Naomi en ze opende de agenda om samen met Joanna de bestellingen voor die dag door te nemen. Ondertussen was Stella bezig met het naar binnen dragen van de kratten vol bloemen waarmee ze vervolgens de emmers vulde.

Het eerste uur van de ochtend is het altijd het meest druk in de winkel. Veel mensen komen voor tienen een mooie verse bos uitzoeken. Nu ze echter met z’n drieën zijn, is er tussendoor tijd om een beker koffie te drinken. Stella rekent af met een klant, terwijl Joanna aan de werktafel bezig is om een paar gemengde bossen te schikken. Naomi staat met een beker in haar hand naar buiten te kijken. Ze staart naar de bomen aan de overkant van het plein. Af en toe vliegen er wat vogeltjes tussen de toppen heen en weer. De deurbel rinkelt als de winkeldeur opengaat en Naomi kijkt wie er binnenkomt. Een vrouw met een volle boodschappentas kijkt even rond en vraagt dan aan Stella wat er vandaag in de aanbieding is. Naomi richt zich weer op de vogels en de wolkeloze blauwe lucht en doet dan haar ogen dicht. Ze voelt de vloer deinen. De trage dansende beweging van een boot op het water is nog altijd als een echo in haar lichaam aanwezig. Ze denkt aan Jarno en ziet het zonlicht op zijn haar. Zijn blik die altijd de horizon zocht, maar zich ook in één oogwenk kon verdichten in de hare. Zijn intense blik waar verwondering en plezier in te zien was. ‘Wat zou ik graag weer op weg gaan.’ denkt ze. ‘Elkaar nog iets beter leren kennen. Te vertellen wie je bent en te durven vertellen wie je wil worden. Elkaar helpen met de karweitjes en dagelijkse taken. Samen genieten van rust en ruimte, van oude dorpjes en nieuwe steden. Elkaar uitdagen om dingen te doen die je daarvoor niet durfde.’ Een zacht fluitend geluid haalt Naomi uit haar gedachten. Ze doet haar ogen open en kijkt achter zich naar de werktafel. Daar staan Stella en Joanna haar glimlachend te observeren. ‘Wij hebben er ook maar een bakkie koffie bijgenomen, want je moet eerst eens even over je vakantie vertellen nu het wat rustiger is in de winkel.’ Naomi lacht en draait zich om. ‘Maar niet alles vertellen want Stella is nog geen achttien hè.’ Naomi kijkt Joanna hoofdschuddend aan. ‘Wees maar niet bang hoor.’ zegt Naomi, waarna ze verslag doet van de boottocht.

Vroeg in de ochtend knoopt Jarno de touwen los. Petrus wordt weer vrijgelaten. In de kast ligt een kleine mondvoorraad voor de komende dagen en de benzinetank is gistermiddag bij het bunkerstation afgevuld. Het is nog stil op het water. Er staat geen wind. Er zijn geen passerende schepen. Het zachte gebrom van de motor weerkaatst onder de brug. Daarachter begint de kade van de oude stad. De wieken van de molen draaien niet. De vlaggen, weerszijden van de stadspoort, hangen neer in de luwte. Bij dit vertrek uit de stad is er geen ochtendmist die over het water hangt en in de verbeelding van Jarno zijn er ook geen mensen die hem uitzwaaien. Petrus vaart langzaam langs de kade. Hij herinnert zich het vertrek, precies een maand geleden, waar hij had gevoeld dat Naomi achterom keek met heimwee. Dat is wat een vertrek per boot wel vaker losmaakt bij mensen. In het begin had hij er zelf ook last van gehad, maar sinds hij de blik naar voren gericht hield, had het verlangen om terug te keren hem niet meer overvallen. Jarno ziet het vlakke water en de wolkeloze hemel waarin overvliegende vogels voor een kleine gespiegelde rimpeling op het wateroppervlak zorgen. Met dit heldere weer zijn in de verte de hoge stalen bogen van een verkeersbrug al zichtbaar. Zodra hij die brug gepasseerd is kan hij weer onbevreesd omkijken, want zijn stad zal dan aan de einder zijn verdwenen. Jarno geeft gas en Petrus zet koers naar het kruispunt van rivieren. Daar waar alle keuzes weer open liggen. Op dat moment richt zich vanaf het kleine voordek een gestalte op die zich naar Jarno keert. In de vragende ogen van Peter ziet Jarno zijn eigen vertwijfeling. ‘Waarom ben je weggegaan, lafaard!’ roept hij naar de man op het voordek. ‘Liet je mama en mij alleen!’ Peter laat zijn schouders zakken, schudt langzaam zijn hoofd en zegt zacht ‘Mijn fout, ik dacht vrij te zijn maar…’ Jarno lacht spottend. ‘Vrij zijn? Niemand is echt vrij. Niemand!’ Peter knikt. Jarno kijkt naar de witte knokkels van zijn handen en ontspant dan zijn wurgende greep op het stuurwiel. Met afgewende blik fluistert Jarno ‘Niemand is vrij. Er is altijd wel een stoere vader die weggaat of een moeder die sterft. Een gebrek, een ziekte, een angst.’ In zijn hoofd fluistert Peter een antwoord ‘Volg mij niet jongen, maak je eigen keuze. Daarin ben je vrij.’

Midden op de brede rivier draait Jarno het gas dicht en zet de motor in zijn vrij. Petrus vervolgt nog even zijn koers tot hij stil valt en is overgeleverd aan wind en stroming. Op drift. Jarno wacht. Het is nog altijd rustig op het water. De beroepsvaart die juist deze rivier zo veel bevaart is afwezig. Heel in de verte steekt de pont over, waarbij het brede scheepje een scherpe boeggolf over de waterspiegel verspreidt. Het duurt een tijdje voor de in een ronde deining getransformeerde golven Petrus bereiken. Jarno voelt zijn boot in beweging komen. Zijn blik draait langzaam mee met de halve cirkel die Petrus beschrijft. Van de stalen bogen naar de oever. Langs de oever naar de kranen van de haven. Van de haven naar de oude huizen en de kerktoren in het centrum van de stad. En zo glijdt Jarno’s blik terug naar de kade en de monding van de kleine zijrivier waaraan zijn thuishaven is gelegen.

De brede rivier is altijd in beweging. Vanaf de hoge bergen zijn er duizenden stroompjes verzameld in die ene grote stroom. De rivier die zich in het lage Hollandse landschap weer verschillende keren vertakt, waarbij er een delta wordt gevormd die uiteindelijk uitstroomt in zee. En wonderlijk genoeg ontbreekt op deze stille ochtend de beweging. Petrus ligt stil en Jarno staart naar zijn stad. In zijn hoofd lijkt de tijd stil gezet. Dat korte moment waarin heimwee, verlangen en hartstocht zich als een felle tinteling openbaart lijkt een eeuwigheid te duren. Natuurlijk stroomt de rivier van hoog naar laag. Natuurlijk trekt de maan het water omhoog en laat het ook weer los. Natuurlijk is alles in de natuur voortdurend in beweging, maar niet in het tijdsbesef waarin Jarno verkeert. Zijn wereld staat stil en wacht. 

Einde Outro

Hier wacht ik op het tij
Hier wacht ik op het tij
Hier wacht ik op het tij
Dat me terugbrengt wat ik ooit had

=====

.

.

Opmerking: Dit was het laatste deel van mijn verhaal ‘De Stroom’. Morgen plaats ik nog een afrondend stukje waarin het hele verhaal op een voor de hand liggende manier wordt samengevat. Daarna zal ik weer gaan werken aan een nieuw breedteschrijfsel.

3 comments on “De Stroom -24- Wachten op het tij

  1. Je ziet toch wel een mooie toekomst met Naomi.Zou niet te lang wachten met haar te vragen. Maar heb je geen werk? Waar leef je van .Dat vraag ik me af .Komt daar nog een antwoord op .Sterkte en groeten van Ma

  2. Ow wat jammer dat dit al het einde is.
    Zou Jarno dan toch kiezen voor Naomi..laat hij de Petrus zijn koers kiezen.
    Een open eind maar ook wel een happy eind want ze blijven vast bij elkaar.

Laat een reactie achter bij Anoniem Reactie annuleren