Solo
De jonge ree staat doodstil in het dichtbegroeide bos. Haar oren zijn gespitst, terwijl haar neusje zenuwachtig snuivend probeert te ontdekken waar het gevaar vandaan komt. Na de hevige regenval van de laatste dagen is het kreupelhout doorweekt en staat het water hoog in de rivier. De donkere wolken die opnieuw overtrekken, houden zoveel daglicht tegen dat het bijna laat op de avond lijkt te zijn. Dat zou het tijdstip zijn voor de groep reeën om te gaan foerageren. Eten zoeken, als het nodig is de rivier overzwemmen om onbekende gronden te verkennen en hopelijk bessen, paddenstoelen of jonge twijgen te vinden. Maar ze is in het onweer van vanmiddag de anderen kwijtgeraakt. Haar instinct heeft haar in de dichtbegroeide bosschage gedreven, maar nu is daar de dreiging, de vreemde geluiden en geur van gevaar. Dan hoort ze in de verte de roep van de oudste bok. De leider probeert de sprong weer bij elkaar te krijgen en blaft zo luid mogelijk. Ze zet voorzichtig een pas, en dan nog een. Uiterst voorzichtig loopt ze in de richting van het geluid. Opeens ruikt ze iets eetbaars. Na de droogte waarin voedsel moeilijk te vinden was, is er nu alleen maar water. Onweerstaanbaar is de geur van zaden en vers eten. Ze verlegt haar koers en betreedt een open plek. Hier gaat de vegetatie over in grasland en daarachter hoort ze de rivier. Maar haar neus brengt haar naar een kleine verhoging in de weide. Daar vindt ze stukjes appel, een bergje voer. Ze eet snel maar grondig van het voedsel, terwijl haar zintuigen de omgeving af blijven speuren. Het is goed om eindelijk weer te eten, maar er is iets waar ze waakzaam voor moet blijven. Als alles op is kiest ze opnieuw de richting naar de rivier. Op het moment dat ze de oever bereikt hoort ze weer de roep van het mannetje. Daar aan de overkant, daar is ze veilig. Ze kijkt om zich heen en haar blik blijft even hangen bij de donkere vlek die een stukje verderop op het water zichtbaar is. Ze voelt instinctief de aanwezigheid van een wezen, ze ziet een kleine beweging, ogen die haar bekijken. Roerloos blijft ze op de grens van aarde en water staan. De donkere wolken boven haar laten de volgende regenbui los. Dan komt ze in beweging en laat zich in het water glijden om met snelle bewegingen in de richting van haar beschermende soortgenoten te zwemmen. Ze verdwijnt in de sluier van water en wind die het zicht op de andere oever beneemt.
Twintig meter verderop kijkt Jarno door een kleine opening van de gesloten bootkap naar de plek op de oever waar de ree zojuist te water is gegaan. ‘Yes.’ fluistert hij intens. Wat een sensatie om dat mooie jonge vrouwtje na uren wachten, opeens uit het bos tevoorschijn te zien komen. Hij wist dat de appel en het vogelzaad dieren zouden lokken. Maar dit mooie beest, die zo omzichtig zijn emaillen bord leeg at, maakt zijn hele week goed. Het is nu al dagen slecht weer en toen het vanmiddag begon te donderen en weerlichten heeft hij een beschutte plaats moeten zoeken. In dit uitgestrekte natuurgebied was dat niet zo moeilijk te vinden, maar na het onweer op het water had hij behoefte aan wat afleiding. Vanuit de verte had Jarno in de schemerperiodes al een paar keer de reeën gezien. Het lokkertje met vers eten en een paar uur op de uitkijk zitten geeft hem nu een voldaan gevoel. Hij ritst de kap weer helemaal dicht, zodat de neerstromende regen niet verder naar binnen kan lekken en maakt wat eten klaar. Tijdens het maanden rondtrekken met zijn boot heeft hij geleerd dat het weer en de omstandigheden vaak de baas zijn. Het maakt hem ook niet uit, want er bestaat geen plan met een te behalen doel in zijn hoofd. Zijn voorraden eten, drinken en brandstof zijn nog voldoende, dus op deze plaats blijft hij liggen voor de nacht. De meeste dagen beginnen met hetzelfde ritueel. Vroeg in de ochtend wakker worden, water opzetten, even van boord voor een plas in de bosjes en dan met een mok thee en een boterham of broodje ontbijten. Vervolgens zijn er altijd wel kleine karweitjes te doen. Opgedroogde vogelpoep van de kap borstelen, een kapotgetrokken stroomdraad van de boordlichtjes repareren of gewoon de boel opruimen en schoonmaken. Daarna is het maar net hoe hij zich voelt bij de plek, het weer, de energie.
De eerste weken na zijn vertrek voelde Jarno zich vaak rusteloos, waardoor hij iedere dag weer op weg ging naar een volgende ligplaats. Gaandeweg realiseerde hij zich dat de vrijheid die hij zocht niet achter de horizon lag, maar in de ruimte om hem heen. De hele ochtend een boek lezen met een glas water en een paar kaakjes om daarna naar een dorp te lopen, waar hij in een kleine supermarkt wat verse levensmiddelen kocht. Het voorjaar was dan ook prachtig geweest met vele zonnige dagen. Als Petrus was afgemeerd aan het open water dook Jarno vanaf zijn spiegel in de rivier of plas. Soms waren de avonden nog koud, zodat hij vroeg op bed lag met een extra deken. Op veel momenten bespeelde hij zijn gitaar. Hij verzon nieuwe liedjes en leerde nieuwe akkoorden. Toch was er ook nog altijd dat ene lied wat hij soms zong, maar vrijwel iedere dag wel in zijn hoofd hoorde.
Toen begon de zomer en kwam Jarno op een terras in een provinciestad in gesprek met de jongen bij wie hij een glas bier had besteld. Ze zochten nog iemand in de bediening en Jarno overwoog of hij zou solliciteren. Zijn levenswijze was sober, waardoor zijn spaartegoed nog ruim voldoende was om lange tijd op deze manier door te gaan. Een paar keer per week zocht hij een passantenplek in een jachthaven. Tegen de kosten van ongeveer tien euro per nacht kon hij dan douchen en de watertank bijvullen met vers drinkwater. Met de walstroom was het makkelijk om de accu en zijn mobieltje op te laden, maar ook de koelbox weer even goed te laten koelen. Dat was een prima aanschaf geweest want een nachtje goed koelen zorgde voor wel drie dagen koude levensmiddelen zoals boter, vleeswaren en natuurlijk de blikjes bier. Vaak was er in de haven een wasmachine en droger beschikbaar die dan een paar euro kostten, maar dan had hij zijn volledige garderobe weer schoon in zijn kledingkast aan boord liggen. Toch trok een baantje voor de zomermaanden hem ook wel. Petrus zou een tijdje rust krijgen op een vast plekje in de haven. Voor het geld wat hij zou kunnen verdienen, kon hij wat ruimer gaan leven. Wat vaker uit eten en eindelijk eens een goede jas en een stapel boeken kopen. Hij besloot het te proberen en liep dezelfde avond bij het eetcafé naar binnen. Het gesprek met eigenaar Jos verliep soepel, maar die wilde wel dat Jarno eerst als proef twee ochtenden meedraaide. Daarnaast maakte hij ook een kopietje van zijn ID-card. ‘Daar gaat mijn vrijheid,’ dacht Jarno, ‘terug in het systeem.’ waarna hij samen met Jos een glas bier hief op de toekomstige samenwerking.
Vijf weken lang werkte Jarno drie ochtenden in de week en bijna dagelijks de avonden van zes tot elf. Het zomerse weer lokte veel inwoners en toeristen naar de gezellige pleinen en straatjes van de oude binnenstad, zodat de horeca er wel bij voer. Jarno voer er ook wel bij, want de verdiensten waren prima. Een vast uurtarief en de regelmatige fooien zorgden voor een flinke boost van zijn kapitaal. Veel vaaruren maakte hij niet dus de brandstofkosten bleven zeer beperkt. Als hij overdag vrij was verliet hij met Petrus de stad om aan de overkant van de rivier bij een zandstrandje aan te meren. Hier zwom hij en lag lekker in het zand te genieten van zijn vrije tijd. Hij bedacht dat dit een prima leventje was. Hij verdiende meer dan hij op kon maken. Alleen het havengeld liep hoger op dan hij gewend was. Maar daar stond dan wel weer de luxe van het sanitair tegenover. De hele situatie stemde hem ook tot nadenken, over hoelang hij op deze manier wilde leven. Zolang het niet al te koud of guur zou worden kon hij prima aan boord leven en slapen. Maar er zou natuurlijk ook een periode komen met vrieskou of langdurige regenval en storm. Jarno had nooit onderzocht of je per boot ver zou kunnen afzakken naar het zuiden. Ja natuurlijk zou hij het zeegat uit kunnen varen en via de Noordzee en de golf van Biskaje Spanje of Portugal proberen te bereiken, maar hij wist ook wel dat een bootje als Petrus daar beslist niet op gebouwd was. Misschien door de binnenlanden van België en Frankrijk tot diep in de zuidelijkste provincies de Méditerranée zien te bereiken. Daar is het in de winter goed uit te houden dacht hij zo. Deze dagdromen stond Jarno zichzelf toe, terwijl hij ergens, onbewust, wist dat het zover nooit zou komen.
Het tikken van de regen op de kajuit houdt Jarno uit zijn slaap. De ontmoeting met de ree heeft voor een adrenaline stoot gezorgd, maar tegelijk voelt hij zich helemaal rustig. Waar hij van de zomer nog plannen kon maken om heel Europa door te varen, weet hij nu dat hij juist hier op zijn plek is. Hij houdt van dit rivierenland. De groene oevers en natuurgebieden. De vele waterwegen, waarop je dagelijks wel tien keer een keuze kan maken welke richting je uit gaat. Wakker liggen in de nacht en vertrouwde geluiden horen ervaart Jarno als het luisteren naar een mooi muziekstuk. Het ankertouw wat ritmisch tegen de bootwand klopt. De wind die over de kap jaagt en daarbij de sluiting van een rits laat tikken. De golfslag die klotsend de boot omringt. Opnieuw ervaart hij dat hij het geluk als een zachte wolk om zich heen kan dragen, er in kan leven. De snelheid die nodig is om een verre horizon te bereiken, zou die wolk juist uiteendrijven, tot er alleen maar slierten geluk als schuim in het kielzog achter blijven. Nee, hier rustig te dobberen in dat kleine wereldje, dat voelt als vrijheid.
Einde solo
Heerlijk dit..die vrijheid om te leven zoals je dat zelf wilt en niet geleefd te worden. In de winter zal het moeilijk worden maar ook daar zal hij een oplossing voor vinden. : )
Mooie solo!
Kus
Wilco