1e couplet
Geen ruisend riet. Geen boom die kraakt. Alleen de hoge heldere sterrenhemel die in een onzichtbaar traag tempo over de horizon verschuift. Zelfs geen maan die in deze donkere nacht het water van een zilveren glans voorziet. En toch is de maan aanwezig in de getijdenstroom. Met dezelfde traagheid van de bewegende hemel daalt de waterspiegel. De kleine rimpels op het wateroppervlak kabbelen zachtjes tegen de polyester bootwand, tot de waterlijn zich terugtrekt over het drooggevallen slik. Aan de andere zijde van dat dunne laagje verharde kunsthars zijn heel zacht geluiden van leven te horen. Een ademhaling, een trage hartslag en heel af en toe de diepe bastoon van een knorrende maag.
Op het moment dat Jarno wakker wordt, weet hij direct dat hij op de boot is. Sinds een week zijn toevluchtsoord, zijn vervoersmiddel, zijn nieuwe thuis. De eerste ochtenden was het een verbaasd ontwaken, maar inmiddels is de kleine ruimte, het harde matras en de geur van vocht, benzine en buitenlucht vertrouwd geworden. Maar vandaag is het anders. Hij is tegen de zijwand gerold. Ook lijken zijn voeten een stuk hoger te liggen dan zijn hoofd. Het is alsof het bed is ingezakt en een hellingshoek heeft aangenomen, waardoor hij in zijn slaap naar de laagste kant is gegleden. Dan begrijpt hij de oorzaak van zijn uit het lood geslagen slaapplaats. De boot is drooggevallen. Gisteren vond hij, vroeg in de avond, een beschut plekje op het riviertje. Met een anker vanaf de achtersteven naar de vaargeul en een tweede anker vanaf de boeg op de graskant, onder aan de dijk, lag de boot haaks op de oever. In de havens bewogen de aanlegsteigers en vlonders mee met de waterstand. Hierbuiten, op een overnachtingsplek zonder voorzieningen, blijken de natuurwetten de dienst uit te maken. De kleine kiel onder de bodem is als eerste geland, waarna de zwaartekracht zijn werk heeft gedaan. De balans is uitgeslagen naar de zijde waar Jarno sliep, waarna de boot een scheve rustplaats op de rivierbodem vond.
Jarno richt zich even op en kijkt door een kier tussen de dichtgeschoven gordijntjes naar buiten. In het eerste ochtendgloren glimt de bodem van de rivier tot aan de hooggelegen horizon. Daarboven vervagen de sterren aan de droge, donkerblauwe hemel. Nog een paar uur en dan zal het water weer terugkomen. Met het stijgende water zal de horizon dalen, waarna hij in dat weidse landschap weer een koers kan uitzetten. Maar tijdens dit laagtij kan hij niet voor- of achteruit. Theewater opzetten op het tweepittertje gaat bij deze scheefstand ook niet lukken. Tijd ter overdenking. In gedachten gaat hij terug naar gisteravond. Wat gebakken aardappelen direct met een vork uit de kleine koekenpan geprikt. Een appel als salade en een blikje lauw bier. Een dag op het water maakt hongerig. Zijn gedachten gaan verder terug, naar een week geleden. De eerste dag had hij de jerrycans volgetankt. Een boodschappentas gevuld met krentenbollen, aardappelen, thee en suiker. Fruit, rollen kaakjes en wat snoep. Een tray bier mocht natuurlijk niet ontbreken. Een droog schip is geen schip. De watertank voorzien van vers kraanwater was echter nog belangrijker, want de ochtend beginnen met een heerlijke beker thee met één schepje suiker, is het lekkerste en meest onmisbare moment van de dag. En deze ochtend is dus de achtste dag aangebroken. Na een week van omzwervingen over grote rivieren, smalle slootjes, kanalen en weidse plassen is hij teruggekeerd naar bekend terrein. Klaar om de laatste rommel op te ruimen, opnieuw voorbereidingen te treffen en dan een nieuwe start te maken. Op dit moment helaas nog even zonder thee.
Vanuit zijn liggende positie reikt Jarno onder de dekens naar de andere zijde van het bed. Welgevormd maar koud ligt daar zijn grootste liefde roerloos te wachten. Sinds hun eerste ontmoeting zijn ze onafscheidelijk gebleken. Ze hebben samen gespeeld en gelachen. Ontstemd geraakt en elkaar een dag of zelfs een week niet aangekeken. Ze hebben gezongen en de liefde bedreven. Of is dat eigenlijk hetzelfde, zingen en vrijen. Jezelf kwetsbaar opstellen, je blootgeven. Je tonen aan de ander. Met je stem en je adem de ander hartstochtelijk ontmoeten. Met woorden over liefde, begeerte en opwinding. Verhalen over het geluk vinden en vlinders in je buik. Liedjes die je samen maakt, schrijft, ontdekt, luistert en zingt. Jarno pakt zijn geliefde gitaar die daar naast hem in bed ligt. Hij schikt zijn kussen achter zijn rug en luistert naar de snaren. Hij stemt de vierde snaar, de G, die altijd weer iets te laag klinkt, tot hij tevreden is. Langzaam tokkelt hij een akkoordenreeks die hij zelfs in dit halfduister weet te vinden. Het is een droevig liedje, maar op één of andere manier ook hoopvol. Hij zingt de woorden die hij op de melodie heeft geschreven.
.
Ik ben geboren op een eiland | Rivieren stromen eromheen
De Kil, Oude Maas en de Merwede | Ik ken ze één voor één.
Breed en machtig, sterk en prachtig | Het water stroomt en de wind die ruist
Maar aan de oevers van het Wantij | Hier voel ik mij thuis.
Zucht…. Samen zingen, beminnen, de liefde het verlangen, vuur en weemoed, wanhoop dan weer het geluk met de oogkleppen op, het meemaken en teren op de herinnering…
Je leeft elke dag en ga er maar op één dood.
Ik hou van u!
Kus
Wilco
Langzaamaan beginnen .Op naar vers twee. Mooi!! Een eigen verhaal is weer heel anders dan je belevenissen opschrijven. Je moet het maar durven. Groeten Ma
Wat prachtig…een beetje mijn gedachten,fantasie en liedje.
Ik ben je grootste fan en zing ongeduldig naar het vervolg X