Breedteschrijfsels II

Werk in Uitvoering -18- Veronica

Johan staat in het schuurtje en hoort de stemmen van de mensen die zich voor zijn schuilplaats hebben verzameld. Hij is weer op adem gekomen en blij dat hij voor nu veilig is, maar hij weet dat er een moment komt dat hij toch naar buiten moet. Het rammelen aan de deur is gelukkig opgehouden.
Nu hoort Johan ook naast het schuurtje een stem klinken. Hij probeert ze stil mogelijk te zijn en doet zelfs het licht uit. Daarmee concentreren zijn zintuigen zich op iets wat het in het donker juist heel goed doet, luisteren. Iemand zegt iets over ‘oplichting’ en ‘duizenden euro’s’. Zijn hartslag was juist een beetje tot rust gekomen na die achtervolging maar nu schiet hij weer de hoogte in. ‘Gaat dit over mij?’ Die date met Vicky was peanuts vergeleken bij zijn ‘zakelijke activiteiten’.
Zelfs in het donker kijkt Johan radeloos om zich heen en ziet dat er een straaltje licht naar binnen valt. Hij kijkt eens goed en ontdekt een rond gaatje naast de deur. Hij herinnert zich dat er tot vorig jaar een buitenlampje naast de deur had gehangen, maar dat het vanwege een defect was weggehaald. Dit gat is de oude stroomdraad doorvoer.
Als hij op zijn tenen gaat staan, kan hij precies zijn oog op dezelfde hoogte voor het gaatje houden. Tegelijkertijd hoort hij iemand roepen ‘Geef het maar toe. Jij bent toch ‘De Directeur!’
In het zeer beperkte gezichtsveld wat hij door het gat heeft, ziet hij in eerste instantie niet zo veel, maar door heel langzaam met zijn hoofd te bewegen kan hij de buitenwereld als door een periscoop aan zich voorbij laten trekken. Het verbaasde hoofd van mevrouw de Wit, de norse kop van Peter en een paar blonde krulletjes die waarschijnlijk tot het kapsel van Lis behoren, maar die zich net buiten de zichtlijnen bevindt. Dan hoort hij opnieuw naast de schuur iemand boven het geroezemoes uitkomen die roept ‘Van wie is die A3?’ Johan hoort nog wat onduidelijk gepraat maar dan, en hierbij slaat zijn hart een slag over, wordt zijn naam genoemd. Zo druk het nu in zijn geest is, zo stil is het aan de andere kant van het gat.

Als een dichterlijke geest de situatie zou gadeslaan dan zou die het gat in de muur vergelijken met de camera obscura. De scène in het licht wordt door het gaatje ondersteboven in de donkere ruimte geprojecteerd, het natuurkundige principe waar de hele fotografie en filmwetenschap uit is voortgekomen. De dichter zou niet alleen wijzen op de verlichte scène als zijnde het voorbeeld, verheven en juist, maar ook op de donkere projectie waarin het kwaad en het duister worden verbeeld. Ja, verbeeld.
Een Hildebrand of Nicolaas Beets zou de ondersteboven geprojecteerde werkelijkheid hebben aangegrepen om ‘La condition humaine’ van de lichte en donkere zijde ook tegengesteld te verbeelden. Want dat is precies wat zich hier afspeelt aan de twee kanten van dat gaatje in de houten wand. De groep is stil en geconcentreerd en kijkt met één blik naar de deur waarachter Johan zich radeloos verschanst, niet wetend hoe hij zich moet redden. ‘Edoch, aanschouw’ zou Beets zeggen, zodra de groep zich stort in verbazing en elkaar probeert te overtuigen wat te doen, draait deze voorstelling zich weer 180 graden, om aan de andere zijde van het gat Johan te zien transformeren van radeloos naar rustig en geconcentreerd.
Het is helaas, zijn theologische en filosofische scholing ten spijt, geen groot dichter waar Johan aan moet denken, maar een naamgenoot die in zijn voetbalcarrière regelmatig tot de verbeelding sprekende one-liners predikte. ‘De aanval is de beste verdediging’ was er zo eentje en Johan weet nu hoe te handelen.

Heel voorzichtig haalt hij de steel van de spade onder de klink vandaan. Dan haalt hij drie keer diep adem terwijl hij naar de kakofonie van stemmen luistert die gedempt tot hem doordringt. Hij visualiseert het erf, de hooiberg, de boerderij en de toegangspoort. In gedachten volgt hij de route die hij gaat afleggen. Eenmaal door het hek moet hij dit achter zich sluiten en dan een laatste sprint naar zijn auto. De contactsleutel zit in zijn broekzak dus die hoeft er pas op het laatste moment uit. Eenmaal in de auto is hij veilig. Niemand die hem dan nog tegenhoudt.

Johan komt terug uit zijn concentratie en telt zachtjes voor zichzelf.
‘Eén, twee,… DRIE!’
Hij drukt de klink naar beneden en trekt de deur naar zich toe waarna hij naar buiten schiet. Voor hem het groepje mensen, zoals verwacht, rechts van hem Wes, zoals verwacht, dus koerst hij op links aan. Als hij bijna op snelheid is hoort hij, zoals verwacht, de eerste verraste kreten achter zich. Hij weet dat hij inmiddels een meter of tien voorsprong heeft, zoals verwacht, en koerst aan op de linkerkant van de hooiberg.
Op volle snelheid roept hij brutaal naar zijn achtervolgers: ‘Wie doet er mee slootje springen?’ waarbij het zijn bedoeling is om achtervolgers te laten denken dat hij op weg is naar het poortje achter in het veld.
Het poortje wat weliswaar ook op slot zit, maar de sloot die ernaast ligt is er niet zo heel breed en het komt wel eens voor dat kwajongens zich op die manier op het land van de zorgboerderij begeven.
Eenmaal uit het zicht achter de hooiberg maakt hij echter een scherpe bocht naar rechts zodat er een omtrekkende beweging ontstaat en hij weer aan de rechterzijde van de hooiberg op het, zoals verwacht, lege erf komt.
In zijn visualisatie had hij de wei met boerderijdieren niet meegenomen. Dat hek is toch altijd dicht en het bied zeker geen vluchtweg.
In werkelijkheid blijkt Marlies, ‘Chef Tuinen’, echter bezig te zijn met een inspectieronde in de kippenren. Hierbij heeft ze, geheel tegen haar gewoonte in, het hek open laten staan.
Schaap Veronica, deze naam is door Annette aan het beest gegeven omdat haar moeder altijd de gedichtjes van Annie M.G. Schmidt voorlas, is door het hek het erf op gelopen. Al snuffend loopt het schaap haar neus achterna. Die telkens optrekkende bovenlip doet erop lijken dat het schaap in zichzelf loopt te praten wat zomaar de inspiratie kan zijn geweest voor mevrouw Schmidt om van het schaap Veronica een sprekend exemplaar met literaire ambities te maken. Dit iets minder geletterde schaap is echter alleen op zoek waar die geur van vers hooi vandaan komt. Zodoende arriveert zij bij de hooiberg op hetzelfde moment dat Johan er om heen rent. En dat komt voor Johan nogal onverwacht.


Hij ziet net het hek in beeld komen en weet dat een rechte sprint over het erf hem de ontsnapping oplevert wanneer de pas geschoren rug van het schaap voor hem opdoemt. Hij kan niet meer uitwijken of vaart minderen. Zijn enige reflex is om erover heen te springen. Normaal gesproken zou hem dat prima lukken, maar ook het schaap Veronica reageert uit haar reflex. Ze schrikt van het plotseling opdoemen van een mens naast haar en veert met alle vier haar poten op van de grond.
Johan’s inschatting over de hoogte van zijn sprong blijkt op het moment van passeren verkeerd uit te pakken. Al met de voet van zijn vooruitgestoken been raakt hij de inmiddels tien centimeter hoger opverende Veronica op de rug waardoor hij zijn balans verliest. Nog in de lucht begint zijn lichaam aan een voorwaarts gerichte salto. Volgens de wetten der mechanica en fysica, waar het draait om snelheid, massa en aantrekkingskracht, gaat deze frontflip niet feilloos ten einde komen. Het object bevindt zich gewoonweg niet hoog genoeg boven de landingsplaats, daarbij is de rotatiesnelheid is te laag en als laatste is de massa onder invloed van kaas, wijntjes en teveel bezorgmaaltijden te groot geworden.
Veronica weet zich, noem het dierlijke intuïtie, precies naar de veilige kant toe te draaien waardoor ze met de schrik vrij komt. Johan echter belandt met een flinke smak op de gebakken klinkers van het erf. Gek genoeg voelt hij niets meer van de pijn in zijn schouder en bovenarm. De oorzaak hiervan zijn vermoedelijk de opvlammende scheuten in zijn knie en scheenbeen. De pols van zijn, tot voor kort nog, meewerkende arm lijkt nu eveneens gebroken te zijn en op buik, borst en kin zijn rauwe schaafplekken ontstaan die als een speklapje in de hete boter beginnen te pruttelen en op te zwellen.
Johan geeft een wanhopige schreeuw die langzaam uitloopt in een kreunend gejammer. Toch staat hij op, in de hoop dat hij zijn vlucht kan voltooien.
Terwijl achter hem het schaap wel degelijk van literaire aspiraties weet te getuigen door zich met het ultrakorte rijm ‘Mèèèh Bèèèh’ uit de voeten te maken, ziet hij Vicky voor zich opdoemen. Met haar armen wijd en een onverzettelijke blik op haar gezicht komt ze langzaam op hem af.
‘Geef je over, Chef.’ zegt ze vastberaden.
Johan kijkt even links en rechts naar een uitweg want in die knuisten van Vicky wil hij niet terechtkomen. De moed zinkt hem in de schoenen want vanachter de hooiberg zijn nu een aantal belagers naar hem op weg. Hij ziet Charl en Peter in zijn rug naderen en links van hem is het Wes die met knijpende knuisten van woede op hem af loopt.
Hij kijkt Vicky weer aan en weet dat hij zijn vluchtpoging wel op moet geven. In een allerlaatste poging om zichzelf te beschermen schuift hij rechts de hooiberg in. Als een in de val gelopen schurk trekt hij zich moeizaam terug tot hij met zijn rug tegen de muur van stro- en hooibalen tot stilstand komt.
De vierkante vorm van de hooiberg is nog voor de helft gevuld met balen. De achterwand is het hoogst terwijl de balen aan de zijkanten trapsgewijs, in een halfsteensverband, tot bijna aan het erf aflopen. Aan de voorzijde staan wat losse balen die Vicky gebruikt om tijdens de poldermarkt een stapel zakken op te leggen.
Nu Johan zich heeft teruggetrokken in die zachte warme ruimte van gedroogd gras heeft iedereen de tijd om zich net buiten de kring van stro te verzamelen. Mevrouw de Wit kijkt met grote afkeuring naar haar chef terwijl ze de toegesnelde Marlies op de hoogte brengt van wat er allemaal gebeurd is. Lis is angstig en blijft op een afstandje waar ze door Thomas getroost wordt. Wes is nog altijd woest en moet door Charl, Peter en Moes tegengehouden worden om Johan niet te lijf te gaan. Vicky en Lisa controleren de situatie om Johan niet de gelegenheid te geven om alsnog te ontsnappen.
‘Wat heeft die rotzak jou nou precies geflikt?’ vraagt Vicky.
Lisa knikt naar de elkaar gedoken figuur in de hooiberg.
‘Hij heeft mijn bankrekening gebruikt om geld weg te sluizen.’
Ze knikt nog een keer met haar hoofd maar nu in de richting van Moes.
‘Hij heeft daaraan meegewerkt, maar nu wil hij alles ook weer goed maken.’
‘Goed maken, hoe dan?’
‘Nou,’ en hierbij wijst Lisa naar Johan, ‘die vent is dus de directeur van dat hele criminele zooitje.’
De twee dames kijken elkaar even aan.
‘Zohee…’ zegt Vicky, waarna ze zacht tussen haar tanden fluit.
Lisa lacht en kijkt dan trots naar Moes. Die kijkt op dat moment ook naar haar en steekt, terwijl hij naar de directeur knikt, twee duimen omhoog.
‘Goed gedaan, Bro!’ roept Lisa lachend.
‘Holy shit, Yeah!’ roept Moes terug.
Aangestoken door de overwinningskreten doet Charl ook een duit in het zakje.
‘Holy Guacamoly!’
Door de verslapte aandacht lijkt Wes weer een mogelijkheid te zien om Johan te lijf te gaan. Hij duwt Peter van zich af waarna Charl en Moes zich verschrikt omdraaien zodat ze Wes weer kunnen beteugelen. Vicky heeft er niet zo veel vertrouwen in want ze weet als geen ander hoe sterk Wes is. Ze is ook bang dat Johan door hem afgemaakt wordt als hij hem te pakken krijgt.
Ze bekijkt weer eens de hooiberg want nota bene Johan zelf, ‘Chef muur en dak’, heeft haar een tijdje geleden laten zien hoe het dak versteld kan worden. Na de oogst en het hooien worden alle balen opgestapeld zodat het dak van de hooiberg hoog opgehesen wordt door middel van het touw. Het dak glijdt over de palen omhoog of omlaag als het touw, wat over een paar katrollen tot boven in de nok voert, wordt aangetrokken of gevierd. Ze bedenkt dat het misschien verstandig is om nu het dak langzaam te laten zakken. Niet om de slinkende voorraad hooi en stro te beschermen tegen wind en regen, maar om zodoende Johan tijdelijk op te sluiten in de hooiberg. Voor zijn eigen veiligheid en om Wes eindelijk een beetje rustig te krijgen.
‘Pas op, een stukje achteruit.’ zegt ze tegen Lisa terwijl ze het opgeboste touw van de haak tilt.
Johan staat tegen het stro geleund en probeert zijn beschadigde lijf te ontzien. Af en toe kijkt hij even naar Wes omdat hij weet dat daar het grootste fysieke gevaar schuilt. Nu hij Vicky het touw strak ziet trekken fluistert hij moeizaam ‘Dat moet je niet alleen doen, het dak is…’ Hij kijkt met een benauwde blik naar boven want zijn woorden worden niet gehoord.

Vicky moet met veel kracht het touw uit de klem trekken. Zodra dat lukt komt het gewicht van het dak volledig op het touw te staan. Wat ze niet weet is dat het touw over een dubbele katrol constructie loopt waarbij het gewicht wordt gehalveerd. Het is nu nog steeds een zwaar karwei maar anders zou het dak bijna niet te tillen zijn. Op het moment dat het touw uit de klem komt, schiet Vicky een stuk naar voren. Hierdoor beweegt het dak een halve meter naar beneden. Vicky vangt zich op door met een voet tegen de paal te gaan staan en het touw in bedwang te houden. Het dak komt krakend tot stilstand.
‘Sjarlie, help me.’ roept Vicky.
Charl kijkt om terwijl hij er net in geslaagd was om bij Wes een arm op zijn rug te draaien. Peter kijkt ook op en roept ‘Kijk uit Vick, klem je vingers niet want…’ Hij maakt zijn zin niet af, maar trekt wel een angstig gezicht waarbij hij met zijn handen een wapperende beweging maakt alsof hij er zojuist met een hamer op heeft geslagen. Vicky heeft het touw nog in handen, maar weet dat ze het niet lang meer volhoudt.
‘Oooohh…’ roept ze terwijl Charl aanstalten maakt om haar te komen helpen.
Maar hoe sterk Vicky ook is, hier schieten haar krachten toch echt te kort en ze moet het touw laten vieren. Met horten en stoten probeert ze het dak nog af te remmen, maar eenmaal in beweging is er geen houden meer aan.
Waar ook geen houden meer aan is, is Wes. Eerst liet Peter hem los om Vicky te waarschuwen waarna Charl hem eveneens een stukje bewegingsruimte teruggaf nu hij zijn vrouw te hulp snelt. Moes kan in zijn eentje niet voorkomen dat Wes zich vrijmaakt uit alle beteugeling. En terwijl iedereen twee stappen achteruit doet om aan het neerstortende dak te ontkomen, duikt Wes er juist op af in een ultieme poging om bij zijn doel te komen.
‘Nee Wes!’ gillen mevrouw de Wit en Marlies gelijktijdig.
Charl is bij Vicky aangekomen en samen grijpen ze het touw beet wat met een striemend geluid door de brommende katrolwielen slipt. Samen worden ze een halve meter de lucht in getrokken waarna ze alsnog het touw gewonnen moeten geven. Deze vertraging heeft Wes precies genoeg tijd en ruimte gegeven om met een zijwaartse rol onder het dak te verdwijnen. Met een krakende plof en opdwarrelend hooi en stof lijkt het wel of er een tombe wordt gesloten.

2 comments on “Werk in Uitvoering -18- Veronica

  1. Wauw! Ik ben er even voor gaan zitten.. het is grappig maar wat er nu op het laatst gebeurd is schrikken..komen ze hier levend onder vandaan.
    Morgen het antwoord hopelijk.

Reageer