In het najaar van 2011 stonden we aan de voet van de Djebel Toubkal. Met bijna 4200 meter de hoogste berg van noordelijk Afrika. Die dag gingen we naar de top met onze Marokkaanse gidsen en trekking genoten. Het was een flinke klim die we nog in de donkere uren voor zonsopgang waren gestart. Halverwege de ochtend bereikten we het hoogste punt en daarmee ook ons doel. We waren niet de enigen die op die mooie dag in september de klim hadden ondernomen. Marokkanen, Duitsers, Spanjaarden en natuurlijk ook een Nederlands stel dat we de avond tevoren in de berghut al hadden gezien. Nu maakten we een praatje en wensten elkaar vervolgens ook weer een goede afdaling en vervolg van de trekking door het Atlasgebergte. Natuurlijk kom je op vrijwel alle plaatsen ter wereld wel Nederlanders tegen. We zijn een reislustig volkje maar het hoge welvaartspeil in ons thuisland helpt ook om de mooie reisidealen uit te voeren.

Dertien maanden later waren we opnieuw in het hooggebergte. Dit keer de machtige massieven van de Himalaya waar we een trekking maakten in de noordelijke provincie Langtang van Nepal. De tocht voerde ons vanaf de Tibetaanse grens naar de op ruim 4400 meter hoogte gelegen Gosaikunda meren. Heilig grondgebied voor de Hindoeïstische leer en ook wij werden er nederig van. Het was op een van de laatste dagen van de trekking en we wandelden over de nog altijd hoge bergachtige uitlopers van het massief wat we de laatste tien dagen over waren gestoken. Op de smalle paadjes met aan de rechterkant de berg en aan de linkerkant het ravijn moet je geconcentreerd lopen om niet ongewild een iets te snelle afdaling in te zetten. Aldoende kregen we op een gegeven moment te maken met een klein gezelschap tegenliggers. Voorzichtig kruisten we elkaar op de flanken van de berg toen ik toch even mijn blik opsloeg om de gids en zijn wandelaars een vriendelijk namasté te wensen. Hé, maar…. Dat zijn bekende gezichten! “Hoi, jullie komen toch uit Nederland?” Het stel kijkt verbaasd op en inderdaad, vorig jaar stonden we tegenover elkaar op de Toubkal en nu ontmoetten we elkaar als bij wonderlijk toeval hoog in de Nepalese bergen. We maakten natuurlijk weer een praatje maar het werd helaas ook snel tijd om onze wegen te vervolgen. We wensten elkaar opnieuw een fijne wandeltocht. De man van het gezelschap voegde er nog aan toe dat ze al een exotisch plan voor het volgende jaar aan het uitwerken waren maar dat hij daar op dit moment nog even niets van kon verklappen. Mochten we elkaar het jaar erop opnieuw tegenkomen dan zou dat geen toeval meer zijn maar eerder een teken van een hogere macht. We lachten er om maar wensten elkaar toch ook een tot ziens, tot volgend jaar. Hierna vervolgden zij hun pad bergopwaarts en daalden wij verder af.

In 2013 kwam het echter niet van een grote wandeltocht of een verre bestemming. We maakten wel leuke uitstapjes maar dachten niet meer aan de twee toevallige ontmoetingen met het Nederlandse stel. Een derde ontmoeting zou er wel nooit van komen tenzij je een sterk verhaal zou willen verzinnen wat toch niemand zou geloven. Zo gingen we op een mooie dag aan het einde van de zomer naar onze nieuwste Nederlandse provincie Flevoland. Daar, op de grens van het drooggelegde land en de ingedijkte Zuiderzee steekt het fiere eiland Urk wel 9 meter in de hoogte. Vele honderden vierkante kilometers polder onder zeeniveau omringden ons waardoor het leek alsof dit hoge massief een onneembare vesting was. De vergelijking met de lemen dorpjes in de hoge Atlas en de berghutten in het Himalyagebergte drong zich aan ons op. We bezochten ook op Urk de vele heiligdommen en ontmoetten mensen die nauwelijks onze taal spraken. Maar met wat gebroken Engels en onze handen en voeten kwamen we een heel eind. Op het eind van de ochtend bezochten we een plaatselijke hotspot waar je, zoals het gerucht ging, heerlijke lokale gerechten kon nuttigen. Een glazen vitrine vol gebakken visjes deed ons even twijfelen maar toen ik met schuddend hoofd mijn neus ophaalde hoorde ik de Urker achter de balie mij advies geven: “Jie et en eupen mullum mit en giewgauw”. Gelukkig vertaalde zijn zuur kijkende vrouw hem snel: “Blaaskaak, auwe vel”. Maar van dat visje had ik echt nog nooit gehoord dus stonden we even later nieuwsgierig op ons ‘patatje oorlog’ te wachten. En op dat moment werden we onverwachts op onze schouder getikt. We keken om en zagen de lachende gezichten van het Nederlandse stel tegenover ons. “Salaam Alaikum! Namasté!! Gemurigen jelui!!! Hahaha!!!” Hoe bestaat het, daar stonden we weer tegenover elkaar. Drie jaar op rij op de meest onherbergzame plaatsen ter wereld. Hoog boven de laaglanden verheven en toch zo geliefd bij ons reislustige volkje de Nederlanders, de wereldveroveraars. We praatten en lachten en bestelden in de euforie nog maar zoiets geks, een ‘fricandeau speciaal’. Pas veel later heb ik begrepen dat het geen fricandeau is maar frikadel. Die mensen achter de vitrine zullen wel gelachen hebben om zo’n rare kwibus uit Holland. We praatten weer wat met onze medeontdekkingsreizigers en beseffen ook pas nu, jaren later, dat zij het destijds goed hadden gezien wat voor unieke plek het eiland Urk is. Anno 2022 weten we allemaal dat op Urk de jongeren al vanaf 12 jaar ieder weekend stomdronken in de zuipketen liggen. Die gastjes moeten natuurlijk wat want pas vanaf hun zestiende mogen ze met hun vader of grote broer mee om cocaïne te verhandelen. En dan dat weergaloze voorbeeld voor de hele natie, wat zeg ik voor de hele wereld dat op Urk de covid-19 teststraten al ceremonieel verbrand werden voordat in Nederland het 10.000ste slachtoffer aan het virus overleed. Nee we zijn echt heel blij dat wij dat plekje op de wereld al in 2013 hebben bezocht. Wij hebben dus nog het echte traditionele dorp gezien met bewoners die afstamden van de eerste eilanders uit de middeleeuwen. Het is gek dat die eeuwenoude tradities en wijsheden nog altijd zo in ere worden gehouden. Geen inentingen tegen kinderpolio of rodehond. Een volledige vrijheid van godsdienst want je mag zelf weten of je naar de protestantse of gereformeerde kerk gaat, als je maar gaat want anders wordt je door dezelfde pyromane antivaxers, antisocials, antihelden op de brandstapel gezet. Met de Bijbel in de hand de rest van Nederland de maat nemen, liever de SS’ers in de oorlog op bezoek kregen dan de hedendaagse NOS en daarnaast alle rellende jongeren en rellende oudere jongeren en rellende ouderen de hand boven de nogal opvallend plat uitgevallen voorhoofdjes houden. Vurbieldig beazig Urk!

Slap verhaal: Zowel in Marokko als in Nepal kwamen we twee jaar achter elkaar hetzelfde stel Nederlanders tegen. Dat is al bijna een sterk verhaal.

Sterk verhaal: Het hele Urk gedeelte is natuurlijk verzonnen. Tenminste dat wij daar een dagje zijn geweest in 2013. De hele middeleeuwse onderontwikkelde situatie van de laatste twee jaar is helaas gewoon een slap verhaal.

5 comments on “Expeditie Urk

  1. Heerlijk scherp weer Menno. Ik geniet weer van je verhalen en je scherpe geest. Ik wacht vol smart op het moment dat ik je verhalen in boekvorm in mijn kast heb staan en kan verslinden. Ik kan niet wachten.

  2. Toevallig bestaat het toeval wel degelijk in het slappe verhaal..twee keer het zelfde stel tegen komen in een ander jaar en land is toch wel toevallig;)
    Op het gekke eiland Urk weer het stel ontmoeten lijkt mij een sterk verhaal..of niet ; )

  3. Als ze nu in urker klederdracht de bergen in Marokko en Nepal hadden beklommen dan had je er op voorbereid geweest dat jullie ze daar tegen konden komen .Vrijgevochten volk maar ze vechten af en toe aan de verkeerde kant.Daaag groeten van Ma

Reageer