Boek

Hoofdstuk 5 – De bergen in

   Links van me de groene ‘Valle de Imlil’, rechts de okerkleurige hoge rotsen. Boven mijn hoofd de diepblauwe onbewolkte hemel en onder mijn voeten de betonnen muurtjes van de irrigatiekanalen die hier met de blote hand langs de berghellingen zijn aangelegd. Ze vormen een pad van het Berberdorpje Aremd waar we vanochtend zijn vertrokken naar het verderop gelegen Ouaneskra. We overnachten in kleine lokale herbergen die hier gîtes worden genoemd. De Franse taal is ook hier in de bergen nog overal aanwezig. Verderop sluit het dal zich zodat we via de hellingen en rotspaden zullen moeten gaan klimmen tot aan de ‘Tizi ’n Tamatert’. ‘Tizi’ is Berbers voor bergpas. De pas van Tamatert ligt op een hoogte van 2280 meter en is de eerste echte hoogte die we moeten overwinnen.

   In het hooggebergte zijn vele gevaren aanwezig die soms niet te bedwingen zijn. Met de juiste voorbereiding, instelling en oplettendheid zijn echter vrijwel alle gevaren uit te sluiten. Een van de dingen die niet te voorzien zijn is een plotselinge weersomslag. Ik herinner mij de wandeling op een mooie zomerse dag in de Zwitserse Alpen die ik met mijn gezin midden jaren negentig maakte. We waren ’s morgens vroeg met de auto tot aan de voet van de grote stuwdam van het ‘Lac des Dix’ gereden waarna we te voet het wandelpad hadden gelopen dat ons tot ruim boven de dam bracht. Hiervandaan liep het pad langs de oever van het stuwmeer naar het zuiden. Na het doorlopen van een lange onverlichte tunnel kregen we uitzicht op de vierduizenders die de grens tussen Zwitserland en Italië vormen. We sloegen een pad in wat ons over de 2800 meter hoge pas ‘Col des Boux’ zou voeren waarna we via een westelijk gelegen dal weer terug konden wandelen naar de dam. De tocht verliep voorspoedig. Onze kinderen waren destijds vijf en zeven jaar oud maar we namen ze al een aantal jaren mee op wandelen in de bergen. Hun tempo was maatgevend en met een uitgezette ‘Schatzoekers tocht’ onderweg en een blikje knakworstjes of gebrande amandelen met zout op een vuurtje of onze eenpits gasbrander hadden ze er vrijwel altijd zin in. Het was zelfs wel eens een strijd wie de padvinder mocht zijn en om die reden voorop mocht lopen op zoek naar de volgende padmarkering. Die dag op de ‘Col des Boux’ liepen we vanonder een stralende hemel met het oversteken van de pas de wolken in. Zo heerlijk zomers als het op de zuidhelling was, zo guur, winderig en koud werd het op het moment dat we de pas over waren en via de noordflank van het ‘Combe de Prafleuri’ de afdaling inzetten. Op deze hoogte lagen nog grote vlekken sneeuw en ijs zodat het volgen van het juiste pad noodzaak was. Onze truien gingen aan en de sjaals om zodat we de warmte vast konden houden. Na zo’n honderd meter te zijn afgedaald voelden we de eerste koude regendruppels. Op dat moment wisten we dat we bij de les moesten blijven. Voorzichtig maar in een flink tempo ging het neerwaarts tot het steile pad in een diepe groeve eindigde. Langs één van de flanken van dit diepe stukje dal liep het wandelpad naar het oosten. Daar moesten we heen om onze rondwandeling te volmaken. Daar achter de wolken en mist en zo’n zeshonderd meter lager stond onze auto die ons naar het veilige en warme vakantiehuis terug kon brengen. Dit alles was ver weg en we konden niet anders dan behoedzaam verder gaan. In de grijze wereld waar we nu met ons vieren liepen dreven wat mistflarden uiteen en we zagen een berghut opdoemen. De ‘Cabane de Prafleuri’. We hadden in die tijd nog geen ervaring met berghutten en liepen er wat aarzelend omheen. De deur ging open en de waardin kwam naar buiten. Ze riep ons toe en gebaarde dat we binnen moesten komen. In mijn herinnering aarzelden we geen moment. We moeten wat Duits of Frans hebben gesproken met deze lieve gastvrije vrouw waarna ze ons in een zitkamer van de hut een heerlijke warme kom soep bracht. Na overvallen te zijn door kou en regen konden we ons hier herpakken en kregen we weer moed om de verdere afdaling in te zetten. Toen we na een half uurtje weer naar buiten stapten braken de eerste zonnestralen door en konden we weer veilig op pad om een uur of twee later bij de auto te arriveren. We hadden een spannende tocht gemaakt en waren een leerzame ervaring rijker. Vertrouw nooit blind op het weer in de bergen. En belangrijker nog, weet dat je soms afhankelijk kunt zijn van andere mensen. Het vertrouwen op elkaar, het leiden van elkaar en het hulp bieden aan elkaar zijn onontbeerlijke factoren om de bergen in te gaan en er ook weer heelhuids uit te komen.

   Aangekomen op de Tizi ’n Tamatert heeft een van onze groepsleden het zwaar. José, een jonge vrouw die samen met haar vriendin Saskia voor het eerst een trekking doet heeft de laatste hoogtemeters echt afgezien. Misselijkheid, vermoeidheid en hoofdpijn dwingen haar om rust te nemen. In de groep wordt gespeculeerd over hoogteziekte maar op nog geen 2300 meter lijkt mij dat onwaarschijnlijk. De overgang van een druk en jachtig leven in Nederland naar de plotselinge fysieke inspanning lijkt haar parten te spelen. Allerlei stressfactoren, zoals warmte, droge lucht en niet te vergeten haar onfortuinlijke vertrek twee dagen eerder uit Nederland, wegen mee. Op weg naar de bus die haar naar Schiphol zou brengen had ze haar portefeuille verloren. Paspoort, creditcard, pasjes en contant geld was dus zoek. Na veel gebel, geregel en gestress kon ze met een noodpaspoort en geleend geld van haar vriendin toch op tijd op het vliegtuig stappen. Deze hele situatie moet haar veel energie hebben gekost. Energie die ze nu, tijdens de eerste volle dagtocht, hard nodig heeft. Na een rustpauze wandelen we over een slingerweg vanaf de pas het dal in. Het tempo is laag en iedereen volgt een beetje in zijn of haar eigen tempo. Wilco en Johan dragen de rugzak van José op toerbeurt zodat zij met zo min mogelijk belasting de gîte kan proberen te halen. Ze houdt zich goed en de rustige afdaling over een vlak pad weet ze vol te houden.

   Vanaf de pas hebben we een aantal dorpjes zien liggen op de bodem van de ‘Valle de Imenane’. Nu we langzaam het dal bereiken komen de huisjes en moestuinen beter in zicht. Later op de dag maken we een middagwandeling die ons over het hoofdpad door twee dorpjes voert. Het pad is ongelijk en loopt slingerend tussen muren en stalletjes van de inwoners. Het vee heeft vaak een onderkomen in de onderste laag van de huizen en de eerste verdieping is dan ingericht als woonhuis. De status en rijkdom van de bewoners is af te leiden aan de voordeur. Soms is het een houten deur van gammele planken, terwijl de beter gesitueerden zich een platgeslagen oliedrum kunnen veroorloven die nog helemaal intact is met het Valvoline logo er op. Ali met de pet heeft meestal wel een stalen deur met een eenvoudig ruitvormig motief wat er op is gelast maar bij de jetset heeft de deur een prachtige deurknop met mooie motieven of Arabische teksten. Het is grappig te zien hoe geiten, schapen, kippen en koeien het dorp lijken te bewonen terwijl we heel wat minder mensen zien. Op de terugweg volgen we een hoger gelegen pad zodat we het dorp van de bovenzijde kunnen aanschouwen en dan wordt duidelijk waar de mensen van het dorp zich ophouden. De platte daken worden niet alleen gebruikt om de was, de groenten en kruiden te drogen, maar ook als conversatieplaats. De vrouwen en kinderen werken en praten er met elkaar. Soms wordt een lied of rijmversje ingezet wat dan van dak tot dak rondzingt. Hier geen sms- berichtjes of e-mail. De oude orale traditie is nog springlevend.


Dagboekfragment: Vrijdag 9 september.

 

Net voor het ontbijt nog even verslag doen van de afgelopen nacht. Volgens mij is daar wel eens een liedje over geschreven. Zoiets van: ‘O, what a night’. In ons geval zou ik willen zingen: ‘O, o, oohh, what a night’. Het begon al met de penetrante petroleumlucht waarmee onze slaapkamers doordrenkt zijn. We hadden dit al opgemerkt toen we onze tassen uitpakten maar alle deuren en ramen open zetten zou wel helpen dachten we. Nou, niet dus. Toen we eenmaal naar bed gingen bleek de stank nog helemaal aanwezig. We zijn toch maar gaan slapen in de hoop dat we er doorheen zouden slapen. Vervolgens werden we midden in de nacht wakker van een alarmdeuntje van een of ander reiswekkertje of iets dergelijks. Wel een heel fancy ding want het was een irritant wijsje waar je gegarandeerd wakker van wordt en daarnaast was het apparaatje uitgerust met een repeat functie. Helaas voor ons stond deze ook aan zodat we ieder uur weer vrolijk werden gewekt. Om gek van te worden! Midden in de nacht stond ik het hangslot om te buigen van een opslagkamertje waarbinnen dat klote wekkertje opgeborgen lag. Yvonne vond dat nou niet zo’n goed idee was dus hebben we de boel maar laten gaan. Vervolgens heb ik nog met mijn matras in mijn handen gestaan om naar buiten te slepen maar ja, daar ga je in het donker ook niet meer aan beginnen. Uiteindelijk ben ik met mijn kleren aan in mijn slaapzak op het dakterras gaan liggen. Het lag een beetje hard op de betonnen vloer maar onder de sterrenhemel heb ik toch nog een uurtje of drie kunnen slapen.

Reageer