Boek

Hoofdstuk 4 – Reisgenoten I

   Veelkleurig tegelmozaïek versiert de wanden rondom de lage zitbanken met dikke kussens. In het midden staat een tafeltje met een dienblad waarop drie grote, glimmend gepoetste, antieke koperen trommels staan. Vroeger moeten hier koekjes, brood of dadels en vijgen in bewaard zijn. Hoe vaak zijn de deksels niet opgetild om de visite die na het gebed in de moskee op bezoek kwam een keuze te laten maken uit alle lekkernijen. Als vader laat op de avond thuis kwam van zijn werk op het land werd de eerste honger gestild door een hand dadels uit de trommel te pakken. Zouden Marokkaanse jongetjes en meisjes niet stiekem het deksel op hebben getild wanneer moeder buiten de was ophing? Nu staan ze hier als pronkstuk in de ruime lobby van hotel Imilchil. Het is nog rustig en leeg. De receptionist is inmiddels weer bezig met zijn administratieve werkzaamheden achter de balie terwijl wij even twijfelen wat te doen. De man heeft ons zojuist vertelt dat onze gids naar het vliegveld is om een groep reisgenoten op te halen. Over een uur wordt iedereen in de lobby verwacht zodat we kunnen kennismaken. Ondanks dat we slechts een uur de tijd hebben besluiten we toch om nog even snel te gaan eten in de medina.

   We lopen de glazen deuren van het hotel uit en komen weer in de hitte van de namiddag terecht. De brede avenue is relatief rustig in vergelijking met de chaotische binnenstad. Zodra we een ‘petit taxi’ aan zien komen zonder klanten maar met alleen een chauffeur aan het stuur steek ik mijn hand op. Hij reageert onmiddellijk en stuurt zijn oude gammele Peugeot 101 naar de rand van het trottoir. We zijn het snel eens over de prijs zodat we op de achterbank schuiven en ons in nog geen tien minuten naar het Djemaa el-Fna laten rijden. Onderweg vouwen we de benodigde dirham biljetten op zodat we de chauffeur direct kunnen betalen om vervolgens uit te stappen en op zoek te gaan naar een eetgelegenheid.

   Op dit tijdstip, net voor zonsondergang, wordt het druk op straat. Het verkeer wordt langzaam uitgebannen en de bezoekers vullen het plein. Caleches met paardenspan rijden af en aan voor een toeristische rijtour door de stad. Als je over de hoofden van de menigte kijkt krijg je een indruk van de aanwezige sfeer en het vertier dat zich hier elke avond weer afspeelt. Een dikke walm stijgt op van de buitenkeukens, grillplaten en houtskoolvuurtjes en hangt als een gordijn van witte rook en stoom boven de menigte. De lucht is vol met tromgeroffel, gezang en geroezemoes. Muzikanten spelen op exotische snaarinstrumenten, tamboerijnen en allerhande percussie. Kinderen verkopen lichtgevende vliegende tollen die met een elastiek de lucht in worden geschoten. Ze gaan als een vuurpijl omhoog tot de halve parabool is bereikt om vervolgens uit te klappen en als een lichtgevend gevleugeld esdoornvruchtje naar beneden te dwarrelen. Een spectaculaire nieuwe uitvoering van de helikopter blaadjes waar we vroeger als kind in het herfstbos mee speelden. We zoeken ons een weg door de drukte maar overal is wel iets te zien en te doen. Zielige aapjes aan een ketting, verhalenvertellers die kinderen ademloos gevangen houden met hun spannende sprookjes en volksverhalen. Gokspelletjes en waarzeggers die de handlijnen lezen van betalende voorbijgangers. De sfeer van deze kermis uit vervlogen tijden prikkelt onze fantasie. We laten ons oppakken en samenvouwen. Het elastiek spant zich en de verbeelding richt zich op een punt hoog boven ons waar we een seconde later, omhoog geschoten als een lichtgevende tol, als een esdoornblaadje dwarrelend boven het plein zweven. Onder ons zien we een schouwspel van duister en licht. Van rook en vuur. Van toeschouwers en artiesten. We zien de krioelende mensenmassa die het plein bedekt maar er is iets met de vormen die ze maken. Er ontstaan cirkels. Ronde vlekken van steen. De een wat groter dan de ander maar elke cirkel heeft een middelpunt. Een man. Twee mannen, soms drie of een heel groepje. De randen van de cirkels bestaan uit toeschouwers. Zoals die van een kleine cirkel, ze kijken naar een figuur gekleed in een witte jas. Hij zit op een kleedje met een laag tafeltje voor zich. Op het midden van de tafel staat een koperen pot met een gruwelijke verzameling mensentanden en kiezen. De voormalige bezitters van deze lichaamsdelen hebben waarschijnlijk een keuze gemaakt uit de selectie tweedehands protheses die keurig op een rijtje uitgestald liggen. Onder- en bovengebitten liggen paarsgewijs op het tafeltje en over de prijs kan onderhandeld worden. Het is aan te raden om eerst wat verschillende uitvoeringen te passen zodat je met een stralende glimlach de aankoop kan beslechten. De middeleeuwse tandarts poetst zijn tangen en spiegeltjes met een smoezelige punt van zijn witte doktersjas en wacht tot zijn volgende patiënt uit de kring naar voren komt. Een windvlaag tilt ons op en we zweven verder. De grote cirkel die onder ons verschijnt heefts iets angstigs en mysterieus. Lange smalle schaduwen glijden over de grond. Een jongen schiet vluchtig heen en weer terwijl een grote man als versteend in het midden zit. Een slangenbezweerder. De met een tulband getooide mysticus bespeelt zijn houten fluit, een hypnotiserende wijs zingt rond en een enkele slang wiegt met kop en bovenlichaam langzaam heen en weer. Het hulpje doet zijn best om de overige slangen bij elkaar te houden. Elke bijna ontsnapte slang wordt met een vegende voetbeweging binnen de cirkel gehouden. De toeschouwers vormen hun kring van angst. De achterste rijen proberen nieuwsgierig naar voren te dringen. Ze duwen wat of kijken reikhalzend over de schouders van de toeschouwers op de voorste rij. Deze zetten zich echter schrap alsof ze aan de rand van een afgrond staan, bang om het evenwicht te verliezen en voorover in de slangenkuil te vallen. Als we ook deze cirkel zijn gepasseerd en de melodie van de fluit verloren is gegaan in de kakofonie van geluiden zijn we de grond bijna genaderd. We zweven de laatste meters naar beneden tot we op het plein terecht komen precies voor een eettentje waar we in één beweging door aan de lange tafel schuiven. Wij laten onze verbeelding achter ons en de jonge ober is verbaasd omdat hij meestal heel wat meer moeite moet doen om passanten te verleiden tot een bezoek aan zijn restaurant. We wuiven dat we willen bestellen en twintig minuten later hebben we onze frites, salade en aardappelkoeken op. Als we afgerekend hebben haasten we ons naar de overzijde van het plein op zoek naar een taxi die ons terug kan brengen naar het hotel en naar de ontmoeting met onze reisgenoten.

   Daar zitten we dan. Opnieuw in de lobby maar nu met een aantal onbekende mensen om ons heen. We zijn rustig aangeschoven bij de groep die elkaar tijdens de heenreis al heeft ontmoet. Iedereen is druk bezig met het invullen van de benodigde toeristenkaart maar de vragen met betrekking tot bestemming en verblijfplaats blijken wat lastig te beantwoorden. Niemand van ons weet waar we de volgende avond, laat staan de komende twee weken zullen slapen. Ondertussen hebben we ons aan elkaar voorgesteld. In gedachten probeer ik de namen te herinneren. Wilco, dat is makkelijk. Via email hebben we al even contact gehad en met een Wilco in onze familie is dat al snel een vertrouwde naam. Het echtpaar Ton en Jet, allebei drie letters, niet moeilijk te onthouden. Ik luister naar de conversaties en zo af en toe vang ik een naam op. Karin, een vrolijke jonge vrouw die opstaat om een foto van de groep te maken. ‘Een eerste familiekiekje,’ zegt ze en drukt af. Een rustige man van midden vijftig is wat zwijgzaam en lijkt even de kat uit de boom te kijken. Waarschijnlijk doet iedereen dat in dit stadium van ontmoeten, kennis maken en voorzichtig aftasten met wie je te maken hebt. We hebben nog niet met al onze reisgenoten gesproken maar daar gaat de komende tijd vast verandering in komen.

   In ons hart is de onzekerheid over het reizen met onbekenden nog aanwezig. Wat hebben we altijd gehecht aan onze zelfstandigheid en de dingen doen zoals wij ze willen doen. Niet achter een groep aansjokken, niet iedere ochtend weer geconfronteerd worden met de mensen die je de halve nacht uit je slaap hebben gehouden met hun eindeloze gesnurk. Geen concessies doen om de lieve vrede te bewaren. De ratio vertelt echter dat een bestemming als deze om een andere aanpak vraagt dan we gewend zijn. De taal en de cultuur zijn lastiger te doorgronden zodat het goed is om hierbij begeleid te worden. Het verstand vertelt ons dat we nog veel te leren hebben en dat het plannen en beleven van een avontuur stap voor stap over de jaren uitgebreid kan worden. Het hoofd weet dat het reizen in groepsverband een verrijking kan zijn voor je sociale ontwikkeling. Het hart en het hoofd, de confrontatie lijkt onvermijdelijk.

   We worden in het Engels aangesproken door een wat schuchtere jonge man. Hij stelt zich voor als Hassan, onze gids. Op dit moment nog niet een leider zoals we die ons hadden voorgesteld. Tijdens de kennismaking schieten zijn ogen onrustig heen en weer van de balie met kamersleutels naar de groep die nog aan het schrijven is. Echt contact is er nog niet, daar lijkt hij het te druk voor te hebben. Al snel loopt hij met tassen en rugzakken te sjouwen die met de lift naar een van de bovenliggende etages moeten worden verhuisd. Tussen de bedrijvigheid door begrijpen we dat we over een half uur weer beneden worden verwacht. Het plan is om lopend de stad in te gaan en bij een restaurant te gaan dineren. Ondanks dat we zojuist al gegeten hebben is het natuurlijk een leuk initiatief en een goed idee om elkaar aan tafel een beetje beter te leren kennen. Het hart en het hoofd. Vier maaltijden op één dag, hmmm, misschien wordt dit meer een reis voor de mond en de maag.


Dagboekfragment: Woensdag 7 september.

 

Vanochtend zijn we natuurlijk van hotel gewisseld om aan te sluiten op het reisprogramma van Djoser. Met de taxi uit de oude stad op weg naar de nieuwe stad. Dit is een groot verschil. Hier is veel meer ruimte en de wijk is veel moderner en meer Westers. Zo liggen we nu in bed op onze hotelkamer op de vierde verdieping en even verderop is blijkbaar een feestje aan de gang want de livemuziek komt onze kamer binnengewaaid. Hopelijk gaat dit niet al te lang duren want anders moeten we de oordoppen maar op gaan zoeken. Morgen gaan we de eerste etappe wandelen dus we hebben onze nachtrust hard nodig!

Reageer