Boek

Hoofdstuk 7 – Reisgenoten II

   Rust. Genieten van de natuur. Voor mij loopt de groep. Hassan gaat voorop en hij bepaalt het tempo. Het gaat mij te langzaam waardoor ik nu bewust wat achterblijf en meer mijn eigen invulling kan geven aan de wandeling van vandaag. Dan weer loop ik lekker even door met aandacht voor het pad. Wanneer ik de groep te dicht nader maak ik een korte stop en kijk wat om me heen. Ik geniet van de uitzichten of pak mijn fototoestel en maak een opname van een mooie bloem. Bij een volgende stop neem ik een slok water uit mijn veldfles, waarna de pas er weer ingaat tot de groep opnieuw is ingehaald. Er zijn meer reisgenoten die dit afzakken uit het peloton zo af en toe toepassen. Dan weer loopt Nick een stuk achterop, of Wilco. Ze maken beiden ook graag foto’s en zo kunnen ze even de drukte van de groep ontlopen. Want druk is het wel in de groep. Wat dat betreft zou het evenwicht tussen praten en lopen wat beter in balans kunnen zijn. Minder praten, harder lopen. Het zijn de kleine frustraties die opspelen als men in een groep bij elkaar moet blijven. Individuele stijlen, behoeftes en wensen moeten ondergeschikt worden gemaakt aan het groepsbelang. Waar de een gezellig loopt te kletsen over koetjes en kalfjes verlangt de ander naar stilte en concentratie. Het uitbundig inzetten van een lied kan als bevestiging van de goede sfeer worden ervaren, maar degene die dacht net een roofvogel te zien opdoemen ziet zijn of haar ontmoeting met de natuur op de vlucht aan de horizon verdwijnen.

   Aan Johan zal het niet liggen. Hij is pezig, fit en een sterke wandelaar. Op alle paden weet hij zijn weg te vinden en zo snel afdalen als hij heb ik nog niemand zien doen. Esther heeft wat meer moeite met een te hoog tempo. Ze is een van de oudsten in de groep en loopt haar eigen ritme. Na het avondeten komt haar breiwerk tevoorschijn en werkt ze rustig verder aan een sok. In haar voormalige werk als huisarts had ze veel te maken met allochtone vrouwen en deze reis helpt haar een beter beeld van hun thuisland te krijgen. Als we een rustige ochtend hebben aan het eind van de trekking ziet een meisje uit het dorp haar breien en dat blijkt machtig interessant. Esther wordt door haar meegenomen naar het huis waar ze met haar moeder woont en in de keuken komt het tot een uitwisseling van breitechnieken. Nick heeft jaren als machinist op koopvaardijschepen gevaren en is inmiddels als burger in dienst bij de Koninklijke Marine. Als tegenwicht voor de zee heeft hij blijkbaar een liefde voor de bergen opgedaan. Hij is wat zwijgzamer maar als hij uit de hoek komt is het altijd raak. Zo is ieders vocabulaire verrijkt met nuttige gezegdes uit het zeemanswereldje. Onder de douche gaan is er niet meer bij want we gaan ‘de kloot bikken’. Een wabapi blijkt een wasbakpisser te zijn en eten doen we voortaan in de ‘vreetschuur’. Zelfs Karin, een beschaafde jonge vrouw, kan met Nick hele gesprekken voeren in een heerlijk plat Utrechts dialect. ‘Mn voader wus behânger.’

‘Joh hé.’

‘Alle doagen behângpláksel aanmoaken en behângen. Traepie op, traepie áf en maar plákken, waor.’

‘Maan maan wat een boan.’

   Wilco is een rustige Drentenaar en hij maakt deze reis alleen. Zijn vrouw en kinderen zijn thuis gebleven en als we onder bereik van de GSM-masten zijn stuurt hij regelmatig een sms’je naar huis. De eerste dagen moet de groep wat wennen aan zijn humor maar gedurende de trekking werken zijn droge verhaaltjes relativerend.

 

   Met het vorderen van de trekking leer je het reisgezelschap steeds beter kennen. Dag in dag uit, soms zelfs vierentwintig uur per dag heb je met elkaar te maken. Je ontbijt met de anderen. Je staat in de rij voor de douche of wasbak om je tanden te poetsen. Je loopt gemiddeld zes uur per dag achter elkaar aan berg op en berg af. De lunch, het avondeten, de slaapzalen en soms zelfs de stapelbedden deel je met elkaar. Er worden dan ook regelmatig serieuze gesprekken gevoerd. Over verbroken relaties waar men in het hoofd nog altijd mee bezig is. Over familie of vrienden die gestorven zijn en die hier weer in de gedachte zijn. Over kinderen die met kleine of grote problemen te maken hebben. Het lijkt goed om tijdens een reis afstand te kunnen nemen van stress en zorgen. Tegelijkertijd blijkt nu dat door het samen maken van een avontuurlijke tocht de verwerking ook plaats kan vinden door het er juist met anderen over te hebben. Natuurlijk is niet alles op te lossen met een goed gesprek, maar als mensen oprecht geïnteresseerd zijn kan er begrip ontstaan en leer je niet alleen de ander, maar ook jezelf beter kennen.

   Langzaam besef ik dat de muildierdrijvers een belangrijke rol spelen in de groep. Zij zijn natuurlijk ook reisgenoten waar je gedurende de trekking een verstandhouding mee opbouwt. De jongemannen die met ons meereizen en hun dieren beladen, leiden en verzorgen hebben sowieso een belangrijke taak. Het muildier is een kostbaar familiebezit en met het verdiende geld kan een gezin of hele familie onderhouden worden. De dorpen Imlil en Aremd zijn redelijk welvarend in vergelijking met de weide omgeving. Wandelaars zoals wij en bergbeklimmers zijn een goede inkomstenbron. De eerste dagen loop je een beetje langs elkaar heen zonder te weten wie er bij hoort maar dan ga je gezichten herkennen en namen leren. Mustafa is wat zwijgzaam en lacht niet snel maar als hij zijn tanden bloot lacht dan is hij gemakkelijk te herkennen aan een zwarte voortand. Abdul, een goedlachse kerel is goed te herkennen aan een scheve zwarte voortand en een missende tand. Ibrahim is onmogelijk te verwarren met de anderen want hij mist namelijk twee voortanden. De mannen zijn zonder meer sterk en taai maar het valt op hoe slecht hun gebitten zijn. Met slechts één tandarts op tienduizend inwoners die om die reden dan ook alleen betaalbaar is voor de rijkere Marokkanen is het geen wonder dat veel mensen een slecht gebit hebben. Ondanks de lastige communicatie en de verschillende achtergronden blijven de mannen niet op afstand. Er worden regelmatig grapjes gemaakt en als we ’s avonds vragen of ze mee doen met kaarten dan vinden ze dat geweldig. Zelfs de keren dat we yoga oefeningen doen onder leiding van José staan ze in de kring van deelnemers. Hamid, Mustafa, Lahcen, Abdul en Hassan mediteren met ons in de ‘boomhouding’. Dat wil zeggen op één been met het andere been zo gebogen dat de voet aan de binnenzijde van de knie van het staande been rust. De armen zijn hoog in de lucht maar de handen worden plat tegen elkaar gehouden. Er is geen Islam, Arabische wet of schaamte die hen tegenhoudt om gewoon gezellig deel uit te maken van de groep. Hetzelfde geldt voor Hassan die door Wilco is gevraagd hem te helpen bij het opvoeren van een monoloog in de herberg van het dorpje Aguersioual. Hij was het standbeeld wat stiekem de glaasjes water op dronk terwijl Wilco gekleed in een mooie blauwe djelabba ons het verhaal vertelde.

   Het gebed dient vijf keer per dag gebeden te worden. De strenge leer van de Islam blijkt in de praktijk heel wat losser dan gedacht. De mannen werken hard en als het overdag tijd is om te bidden maar het komt even niet uit vanwege hun werkzaamheden dan wordt het gebed uitgesteld. Zo kan het voorkomen dat je onverhoeds een hoek omslaat en iemand aantreft. Geknield op een naar het oosten gericht kleedje. Men bidt in alle stilte, zonder anderen er mee te storen.

Het is nog altijd een beetje moeilijk voor te stellen dat ik een groepsreis maak. Toch ben ik me opnieuw bewust van de positieve kanten. De samenwerking, eensgezindheid en het plezier wat we met elkaar maken geven de reis iets extra’s. Na de eerdere irritaties over het lage tempo en het vele geklets onderweg merk ik bij mezelf meer berusting. We doen het toch maar mooi met z’n allen en daar ben ik dan ook wel weer trots op. Nick vertelde me gisteren over een waard van een Zwitserse berghut die hem ooit de volgende wijsheid toevertrouwde; ‘Uber tausend Meter in den Bergen nimmt der Anteil Arschlöcher exponentiell ab mit der Höhe’. Oppervlakkig lijkt het een expliciete uitspraak die mensen die de bergen in gaan tot een soort van uitverkorenen maakt terwijl het klootjesvolk achter blijft in het dal. Maar kan de uitspraak ook anders bedoeld zijn? Gaat het juist over het groeien van eensgezindheid als je met anderen op avontuur gaat. In ons geval gaan we de bergen in. Steeds hoger, tot boven de boomgrens en verder. Metgezellen veranderen van individuen tot kameraden. De gelijkgestemdheid wordt zichtbaar en je komt tot de ontdekking dat de vooroordelen die je hebt ongegrond zijn. Je leert je reisgenoten niet alleen beter kennen, maar je komt ook de klootzak in jezelf tegen.


Dagboekfragment: Dinsdag 13 september.

Vanavond aan tafel veranderde wat ons betreft de sfeer toch een beetje. Het groepsproces tijdens zo’n reis heeft natuurlijk verschillende kanten. Eerst tast je elkaar een beetje af. Door te wandelen en af en toe een gesprek leer je elkaar wat beter kennen. Je deelt de tafel, de slaapkamer, de badkamer met elkaar en je merkt dat je jezelf langzaam een beetje overgeeft aan de groep. Als je dan zoals vanavond aan tafel zit en er worden tunes gezongen van oude televisieseries, gevolgd door meezingers waarna Yvonne aangewezen wordt om “Vader Jacob” in te zetten zodat de rest kan volgen in Canon. Dan kruipt bij mij plotseling de gedachte op of ik dit wel wil. Zijn we hier op schoolkamp of zo? Het is leuk om elkaars goede en minder goede kwaliteiten te leren kennen maar of daar ook de oude Neanderthalerhersenstam bij geactiveerd moet worden waag ik te betwijfelen. Voor ons was het dan ook tot hier en niet verder. Gelukkig kwamen op dat moment de helpers met een oude jerrycan en een stok en zetten een Berberlied in. Hierop mochten we (wel schoenen uit) in de nette voorkamer. Daar hebben we een heleboel liedjes aan gehoord en we hebben meegezongen en geklapt. Dit was dan wel weer leuk en zo ging iedereen in ieder geval met een glimlach naar bed.

Samen hebben we nog wat nagepraat op onze kamer (eindelijk een 2-persoons) en we hebben besloten dat we vooral ons zelf moeten blijven. We moeten toch door als groep, we moeten met z’n allen die Jebel Toubkal op en we moeten het dus nog een dag of zes met elkaar uit zien te houden. De volgende groepsfase is aangebroken en ik hoop dat we met z’n allen een ronde verder komen.

Reageer