Boek

Hoofstuk 2 – De Medina

   Het is nog vroeg in de ochtend. Door de smalle straatjes zijn marktverkopers, bevoorraders, fietskoeriers, bedelaars, handelaars, schoolkinderen en een paar westerlingen onderweg naar hun bestemming. Strooien hoeden aanvullen die op een kleedje liggen uitgestald en waarvan de meeste exemplaren al verkleurd en stoffig zijn geworden. Een fietskar gevuld met fris uitziende groene planten naar de plantenmarkt brengen waar ze in de volle zon naast vergeelde en verdroogde exemplaren worden geplaatst. Zonder boeken of schooltas op weg naar een school waar het maar de vraag is of de leraar vandaag zal komen opdagen. En wij lopen nog wat onwennig rond in de toenemende drukte. Op goed geluk kiezen we op elke straathoek opnieuw een richting en zo vorderen we vanuit het zuidelijke deel van de medina door de oude stad, langs paleizen, hammams, werkplaatsjes en winkeltjes naar het noorden. Het is opvallend hoeveel katten er rondlopen. Ze zijn vuil en hebben gehavende oren van de onderlinge gevechten, maar zijn naar mensen niet schuw. De mensen laten ze met rust of voeren ze zelfs met stukjes brood of vleesafval. In een kartonnen doosje aan de kant van de weg liggen een stuk of drie, vier kittens te slapen maar de moeder is nergens te zien.

   Ik wissel soms voorzichtig een Franse ochtendgroet af met het Arabische ‘salaam’. Kinderen zeggen vrijwel zonder uitzondering ‘bonjour’ maar de oudere mensen antwoorden met ‘salaam aleikum’. Letterlijk betekent dit ‘vrede zij met u’. Vaak ook wordt de tegengroet ‘aleikum salaam’ gebruikt, wat dan weer zoveel wil zeggen als ‘met u de vrede’. Ongemerkt is het drukker geworden op straat. Dat komt niet alleen door de toename van het aantal mensen dat op de been is, maar ook door het smaller worden van de straatjes. Daarbij dringen we langzaam door tot de soeks, traditionele markten, waar de kleedjes met koopwaar plaats maken voor grote uitstallingen met allerhande artikelen. Elk huis verandert in een etalage en in ieder portiek zit een verkoper die zijn best doet je aandacht te krijgen. Zodra er oogcontact is wordt je in woord en gebaar gevraagd om binnen te komen. Om te kijken, te voelen, te ruiken en te proeven. Leren tassen, keramieken schalen, houten wandversieringen en metalen lampen. Gele babouches, rode kleden, witte hoeden en zwarte djellabas. Gebreide mutsen, gemalen kruiden, gedroogde dadels en gevlochten manden. Hier is alles te koop en het valt niet mee om weerstand te bieden aan alle kleuren, geuren en schoonheid. Uiteindelijk openen de overdekte straatjes en steegjes zich weer naar de blauwe hemel en lopen we een met zon overgoten plein op. De ‘Djemaa el-Fna’. Op deze befaamde markt is het een drukte van belang. Vanavond kunnen we hier eten bij een van de eetstalletjes waar je met vele anderen aanschuift aan lange tafels. Waar je eten en drinken bestelt en pas mag afrekenen nadat je het gratis glaasje muntthee achterover hebt geslagen. De religie verbied het drinken van alcohol dus de glaasjes thee worden gekscherend ‘Muslim whiskey’ genoemd. We lopen verder over het plein en komen langs een hoek die is ingericht als planten en bloemenmarkt. Even verderop zitten gesluierde vrouwen, die handen en voeten beschilderen met sierlijke henna-tatoeages. Bij een marktkraam liggen de perssinaasappels opgestapeld en we drinken er een glaasje vers geperst sap. Dan lopen we langs café Argana waar dit voorjaar een bomaanslag is gepleegd. Het gebouw ligt nog in puin maar is keurig afgezet met hoge hekken waarop grote kunstzinnig beschilderde doeken zijn bevestigd. Het is onttrokken aan het zicht maar een half jaar geleden vonden hier zeventien mensen de dood. Haat, geweld, extremisme, in welke volgorde dan ook, het komt mij voor dat dit zinloze terrorisme voornamelijk geworteld is in angst.

   ‘Yes sir, this way, at the end of the street.’ Al enkele straten en steegjes wacht hij ons op of haalt ons weer in. De drukke soeks hebben we inmiddels achter ons gelaten en we zijn terecht gekomen in wat rustigere straatjes. Vanaf het grote plein worden we onder allerlei voorwendselen naar de tanneries geleid. De man vertelt ons dat vandaag de laatste dag is dat de Berbers hun leer en textiel verkopen. Dan worden we een poort door geleid en krijgen we een bosje muntblaadjes in de hand gestopt. De stank drijft hier over de binnenplaats die voorzien is van tientallen diepe stenen bassins. De afmetingen hiervan variëren van één tot wel vier meter. Elke kuil staat halfvol met een troebele vloeistof waarboven het moeilijk ademen is. Het wordt al snel duidelijk dat het bosje munt geen overbodige luxe is. Door te snuiven aan de blaadjes worden de hersenen weer even bevrijd van de benevelende greep van stank en verrotting. Huiden, kleden en weefsels liggen opgestapeld op de grond of drijven in de bassins. De urine van veehouderijen en opgedroogde duivenstront wordt hier als loog toegepast om het leer te looien waarna arbeiders, op hun knieën zittend, de huiden schoon schrapen. Elke haal van hun mes verwijdert in grote natte plukken de vacht van schapen, geiten of kamelen. De stapel afval groeit aan en dampt uit in de felle zon. Honden draaien rondjes in de berg van haren tot ze een heerlijk nest hebben gevormd waarin ze zich oprollen om te gaan slapen. In baden met zeep en zout worden de natte lappen gewassen, waarna natuurlijke verfstoffen als oker en indigo de doeken hun kleur geven. Langs de muren en op de daken hangen ze uit te druipen en te drogen in de zon. Als laatste stap worden de geprepareerde huiden naar de werkplaatsen gebracht waar ze worden versneden tot een lederen tas, babouche of broeksriem. Rood. Geel. Diep blauw. Nadat de kleden opgedroogd zijn en hun uiteindelijke kleur zichtbaar is geworden zijn ze overal te vinden. Kleden als deze maken al vele eeuwen deel uit van het straatbeeld waar ze verkocht of geruild worden. Prachtige door Berbervrouwen geweven motieven versieren het textiel wat in de aangesloten winkeltjes tentoongesteld wordt en zo bevind ik mij tegenover een verkoper die zijn uiterste best doet om mij een van zijn producten te verkopen. Het spel van bieden en het hoofd schudden is begonnen en er is geen weg terug. Wij zijn de eerste klanten van vandaag en dat brengt de verkoper geluk. Vandaar dat er een ‘special price’ geregeld kan worden. Deze speciale aanbieding blijkt achteraf nog behoorlijk naar beneden bijgesteld te kunnen worden als we proberen op te staan om zonder aankoop het pand te verlaten. Ons voornemen om niet op de eerste dag aankopen te doen wordt verdrongen door de verkooptrucs van deze handelaar. Met grappen, glaasjes muntthee en het uitrollen van wel tien kleden is het een kleine onemanshow. De beste kleden worden vergeleken met goedkopere uitvoeringen waarbij ons wordt gevraagd om op de kleuren te letten. We mogen er aan ruiken en de kwaliteit beoordelen nadat de kleden uitgewrongen zijn en toch ongekreukt weer voor ons opgehouden worden. Een brandende aansteker die tegen het kleed aan wordt gehouden bewijst dat het product uit honderd procent wol is gemaakt en dus onbrandbaar is. We zijn echter standvastig en blijven bij ons besluit. ‘Nee, we kopen vandaag echt niets.’

   Hier naar links. Nog het laatste steegje door en dan zijn we bij ons hotel. Mijn vingers doen zeer van de striemende handvatten van de zware plastic tas. Ik kijk uit naar de hotelkamer waar ik deze onvoorziene bagage kan afwerpen. De tas bevat een handgemaakt ‘special priced’ Berberkleed en aan mijn zere voeten draag ik Marokkaanse sloffen die ik in één koop met het kleed heb aangeschaft. Al zijn de voornemens nog zo resoluut, tegen eeuwenoude verkooptechnieken is het moeilijk weerstand te bieden.

   Er worden rake klappen uitgedeeld. IJzer op ijzer met ertussen slechts een dun laagje tin. De plaat buigt onder het gehamer en neemt de vorm aan van de stalen cilinder waar hij door de ambachtsman tegen aan wordt gehouden. In de andere hand heeft hij een vlakke hamer waarmee hij beetje bij beetje de vlakke tinnen plaat in de juiste vorm slaat. Zo wordt een lantaarn of een lamp gecreëerd waarin later honderden gaatjes geprikt worden. Een andere mogelijkheid is om mooie Arabische motieven uit de plaat te stansen, die dienen als versiering, waarna er gekleurd glas aan de binnenzijde van de lamp wordt geplaatst. Met een kaars aan de binnenzijde ontstaat er mooie sfeerverlichting. Over de hele wereld zijn deze lampen populair maar hier op het plein van de tinslagers worden ze nog met de hand gemaakt. We wandelen op het ritme van de hamers de ‘Place des Ferblantiers’ over op weg naar de Cosy Bar. Na de vier trappen van het pand te hebben beklommen bereiken we het dakterras. Er is nog voldoende plaats en we kijken even of we aan de rand van het terras gaan zitten of dat we kiezen voor een ruime tafel met heerlijke lounge banken. Op dat moment zie ik een bekend gezicht. ‘Hoi’. Een Nederlandse jongeman begroet ons en ik zie direct weer voor me waar ik hem eerder heb ontmoet. Vier rijen achter ons in het vliegtuig, onder het bagegecompartiment waarin mijn rugzak lag. We praten even kort en besluiten met hun instemming om bij hen aan tafel te schuiven. Een ieder bestelt wat te eten en te drinken en zo lunchen we gezamenlijk op dit hoge terras met uitzicht op de oude paleismuren waarop sinds mensenheugenis de ooievaars nestelen. We delen onze reisplannen met elkaar. Zij gaan een dag naar de bergen, een grote waterval bezoeken en een dagtrip maken in de woestijn. Als wij vertellen dat we een uitgebreide trekking gaan maken met als einddoel de beklimming van de Toubkal wordt het even stil. Aan de overzijde steekt een ooievaar haar lange snavel hoog in de lucht. Ze strekt haar nek en buigt haar kop en snavel zo ver mogelijk achterover. Dan kleppert ze alsof ze de stilte die valt aan wil grijpen om haar ervaring met verre trektochten te delen. Blijkbaar heeft de berg een reputatie en voldoen wij niet helemaal aan het beeld dat het paar heeft bij zo’n zware trektocht. Hebben we de tocht onderschat of laten we ons bang maken? Hadden we toch meer voorbereidingen moeten treffen en met afgetrainde lijven een groene salade en een spa blauw moeten bestellen? Nu slikken we onze twijfel door met een stukje kaas en een slok bier. Ons plan is goed, we kunnen het. Bovendien is alles geboekt en betaald dus we zouden wel gek zijn om nu nog terug te krabbelen. Even later nemen we afscheid en wensen elkaar een fijne tijd toe. Terwijl we naar de trap lopen slaat de ooievaar haar vleugels uit. Met machtige slagen stijgt ze op en zet koers naar het zuiden, naar het massief wat net boven de horizon zichtbaar is, de Hoge Atlas.


Dagboekfragment: Maandag 5 september.

 

Het is moeilijk om alle verkopers voorbij te komen want ze proberen vrijwel allemaal je aandacht te trekken. Als ze dat ook maar even lukt dan lopen ze desnoods 100 meter met je mee en vragen ze je overal binnen te komen. In de atletiekwereld is de 100 meter de koningsafstand. Nou, hier is het een 100 meter horden die je met een beetje geluk in een recordtijd van 21 minuten en 8 seconden aflegt. Even een paar Marokkaanse laarzen kijken: na doorgegeven te zijn van de ene verkoper aan de andere verkoper en in zeker 4 winkels te zijn gesleept waar Yvon wel 10 paar heeft gepast konden we uiteindelijk ontsnappen met de zin: ‘We kijken nog even verder’. ‘Ah, oui oui,’ dat snapten ze wel, hoewel de opgetrokken wenkbrauwen en de blik in hun ogen anders deed vermoeden. En dan moet je echt snel doorlopen voordat ze opnieuw beginnen met het aanprijzen van leren broeksriemen, gele pantoffels, wollen mutsen, blikken armbanden, gemalen kruiden of duizend en één andere sprookjes artikelen.

Reageer