Boek

Hoofdstuk 1 – Aankomst in Marrakech

Het vliegtuig heeft de taxibaan verlaten en rolt in de avondschemering de laatste meters uit tot hij tot stilstand komt voor het hoofdgebouw van de luchthaven. Ik maak direct mijn riem los, sta op en loop snel door het gangpad een aantal stoelrijen naar achter om nog voordat de grote stroom passagiers op gang komt mijn rugzak uit een van de bagagecompartimenten te halen. Op de stoelen waarboven mijn rugzak zich bevindt zit een Hollands stel en de man bevestigt mijn gedachte met de woorden ‘Dat is inderdaad wel handig.’ ‘Ja,’ antwoord ik. ‘Anders kan ik wachten tot het hele toestel leeg is.’ En geef hem een vlugge knipoog. Ondertussen staan links en rechts de mensen op en ook zij beginnen aan allerlei tassen, jassen, rugzakken en gele SeeBuyFly zakken te trekken. Ik wurm me snel terug naar de eerste rij waar Yvonne op me staat te wachten met haar handbagage. Iedereen wacht ongeduldig tot de straalmotoren zijn gestopt en de blokken voor de wielen zijn gelegd. Als de trap is geplaatst kan de deur open waarbij er een heerlijke frisse, zwoele bries naar binnen waait. De kerosine hangt nog in de lucht maar het ruikt onmiskenbaar niet naar Nederland. Het avontuur lokt, de eerste geuren van een vreemd land laten je hart sneller slaan en je wilt het zien, je wilt naar buiten.

 

De oude Marokkaanse man die tijdens de vliegreis naast me heeft gezeten is inmiddels ook opgestaan en heeft zich een plaatsje vlak voor de deur verworven. Hij staat te ver weg om nog even gedag te kunnen zeggen en hem een fijn verblijf toe te wensen. Tijdens een gesprekje onderweg vertelde hij me dat hij naar zijn vaderland gaat om familie en vrienden te bezoeken. Hij heeft een ticket voor een enkele reis gekocht en is van plan een week of vier te blijven. Terwijl hij dit vertelde liet hij de bidkraaltjes van zijn Tasbih door zijn vingers glijden. Dit is een kralenketting die veel Islamieten bij zich dragen en is goed te vergelijken met een rooms-katholieke rozenkrans. Elke kraal, drie maal drieëndertig stuks, staat voor een kort gebed. Tijdens het opstijgen, de gehele drieënhalf uur durende vlucht, ons korte gesprek en de landing bleven de kraaltjes in beweging. De hele Tasbih is wellicht wel honderd keer rondgebeden en naar de rustige vlucht te oordelen niet zonder succes. Het bidden in stilte zou mij de komende weken nog een aantal maal opvallen. Het bidden op volle sterkte overigens ook. De Marokkaanse man zou ik, in tegenstelling tot de Hollander die vijf rijen achter me zat, niet meer tegenkomen. Zijn gedrongen postuur met keurige lichtgrijze baard, donkergrijs pak en zwarte hoed zie ik even later ver voor ons uit schuifelen in een van de rijen voor de paspoortcontrole. Zoals altijd is onze rij weer de minst snelle terwijl de man, blijkbaar met de zegen van een hogere macht, steeds verder op ons uitloopt. En zo verdwijnt hij aan de horizon van douanebalies, glazen wanden en wachtende mensen.

 

Bij het naar binnen lopen van de aankomsthal zien we honderden bordjes die opgehouden worden door even zovele mannen. Ze staan allemaal te wachten op de nieuw aangekomen bezoekers van hun land. Zakenlui die hier hun relaties ontmoeten, Marokkaanse mannen en vrouwen die eindelijk hun familie, vrienden of geliefden weer zien, vakantiegangers die snel naar hun hotel willen en reizigers die meer willen en hier voor avontuur komen.

 

Als we even later in een taxi op weg zijn naar de oude binnenstad die hier ‘medina’ genoemd wordt zien we een voor ons nieuwe wereld aan de autoraampjes voorbij trekken. Oude stadsmuren, opgebouwd uit rode steen, grove mortel en houten balken. Een massa mensen op de straten, de trottoirs en in de steegjes. Rommelige winkeltjes waarbinnen onder fel brandende TL-verlichting van alles wordt verkocht en die tot laat op de avond geopend zijn. De wegen zijn vol met auto’s, taxi’s, brommers en paardenkoetsen. In de weken die volgen zullen we ongetwijfeld veel mensen leren kennen, Berbers, Marokkanen en medereizigers. We gaan Marrakech, Essaouira en vele dorpjes bezoeken. Ook gaan we te voet het Hoge Atlasgebergte in op een tocht die ons steeds hoger en hoger zal brengen, tot aan de voet van de Jebel Toubkal. Deze hoogste berg van Noord-Afrika wordt door klimmers en wandelaars van over de hele wereld bedwongen. De 4167 meter hoge top is voor ons het belangrijkste doel van de reis maar voor we zo ver en zo hoog komen hebben we nog een lange tijd en een grote afstand te overbruggen.

 

Hier, achterin de taxi draaien we de raampjes nog iets verder naar beneden. De chauffeur zet de radio een tikje harder en zo vermengen de naar binnen waaiende geuren van de stad zich met de onnavolgbare Arabische gesprekken en muziek. We zitten hand in hand op de achterbank en laten alles over ons heen komen. Hier begint ons avontuur.


Dagboekfragment: Zondag 4 september.

 

Riad Carina is midden in de drukke medina gevestigd maar ligt in een rustig straatje tegen de oude paleismuren aangebouwd. Op de muren nestelen veel ooievaars. Aangezien de zon al onder is hebben we alleen een indruk bij avond maar het ziet er super uit. Een gezellige patio en een fijn dakterras. Hier hebben we dan ook heerlijk gegeten met een glaasje rosé. Morgen gaan we de stad in wandelen. Eerst maar eens een zonnehoed kopen want ze geven voor de komende week alleen maar zon op met temperaturen van rond de 35 graden. We zijn deze zomer natuurlijk wel wat gewend in Holland maar ik ga toch een beetje factor 20 op mijn bolletje smeren denk ik.

Reageer